Midelt Erfoud Merzouga
De volgende dag gaat de rit nog steeds langs bergweiden. Het landschap wordt al droger. Er volgt een lange weg door de Hoge Atlas. Via Er Rachidia bereiken we dan eindelijk Erfoud.
Erfoud staat er op het bordje langs de kant van de weg. In de voorbereiding van onze rondreis heb ik deze plaats op de landkaart zien liggen als de laatste stad vóór de woestijn. De plaats waar de doorgaande weg ophoudt. Het stelt me gerust het bordje te zien, alsof ik zekerheid wil hebben dat landkaarten niet liegen. We bevinden ons hier zo’n beetje aan het einde van de bewoonde wereld. Die indruk wordt versterkt door de nagenoeg verlaten straten. Het is aan het einde van de middag en hoewel Erfoud geen erg kleine plaats lijkt is er nog niet veel leven op straat. Erg Chebbi is ons reisdoel en de verwachtingen zijn hoog gespannen. Erg Chebbi, twee jaar geleden hadden we er nog nooit van gehoord. Maar inmiddels weten we van veel mensen, dat je deze prachtige rode zandduinen toch echt gezien moet hebben, wil je als reiziger een beetje meetellen. We kijken er naar uit. We zijn er dichterbij dan ooit.


We stappen over in een jeep en we rijden Erfoud uit. We moeten er zo’n 20 kilometer vandaan zitten, en lange tijd zien we slechts een kaal landschap. Geen zand te zien nog, laat staan zandduinen. Maar van een langzame overgang in het landschap is hier geen sprake: de woestijn begint plotseling. Ineens zien we na een bocht de zandduinen opdoemen. Merzouga, een kleine nederzetting. Niet meer dan wat auberges voor de overnachting, wat tenten, en in het blauw geklede locals bij hun dromedarissen. Ze hangen wat rond met hun blik op oneindig. Een andere blik kun je hier ook niet hebben. En er is zand, overal zand. Het waait wat op. Een stoffige lome sfeer. Het is stil. In de verte de immense duinen.

Om zeven uur ’s avonds huren we beide een dromedaris voor een tocht door de woestijn. Het is niet gemakkelijk lopen door het zand en ons aanvankelijke plan om zelf naar boven te lopen laten we snel varen. Je vergist je hier enorm in de afstanden. Het scheelt al een stuk als we het eerste gedeelte kunnen doen op de rug van deze dieren, die er weliswaar geen zin in hebben maar beter door het zand kunnen lopen dan wij. In een kleine groep schommelen we de duinen op, omhoog gaat het. Het is aanvankelijk even balanceren om het juiste evenwicht te vinden, zeker als er geklommen wordt. Maar even later laten we ons meevoeren op de cadans van de logge dieren onder ons. Na een uur krijgen de dieren rust. We moeten, willen we de top bereiken, vanaf hier vrij steil omhoog klimmen en dat is zelfs voor dromedarissen wat te veel gevraagd. We zullen dus op onze eigen benen moeten vertrouwen. Het valt niet mee: één stap omhoog, twee terug, zo lijkt het wel. Maar we bereiken de top: een smalle richel waar we in de avondzon gaan zitten en 360 graden om ons heen een overweldigend uitzicht hebben. We wachten op de zonsondergang, die de duinen in een mooie gloed moeten zetten. Af en toe wisselen we een woord, maar over het algemeen genieten we in stilte. Het kan nu niet lang meer duren…..


“You’ve got two minutes”, zegt onze begeleider ineens. Meestal zijn wij niet zo goed in cryptische uitspraken, maar dit keer begrijpen we hem onmiddellijk. “Two minutes to go down, fast!”. We hebben het zelf ook al gezien: in de verte komen donkere wolken in allerlei mooie maar onheilspellende kleuren snel naderbij. Ze zitten al bij het volgende duin, een kilometer verderop. Het is zand, zwart zand lijkt het wel. Een zandstorm! We aarzelen geen moment, want we hebben (hoewel we een vermoeden hebben) geen idee wie sneller is: de zandstorm of wij. Springend en buitelend gaan we in een bijna nieuw record tientallen meters de zandheuvel af, naar een diepe kom tussen de heuvels. Beschutting, dat is wat we moeten zoeken. De wind giert en raast al om ons heen. Onze stemgeluiden verwaaien onmiddellijk. “Down down”, lijkt onze begeleider te schreeuwen. We hurken op de grond, hoofd tussen de schouder en krijgen een grote deken over ons heen. Dan wordt alles donker en zwart. Zandkorrels overal, miljoenen. Geen meter zicht. Vette regendruppels, onweer. Dan na 10 minuten is het ineens stil en we kruipen onder onze deken vandaan. Het is voorbij.


Zo vredig en zonnig als we een kwartier geleden op de heuveltop zaten, zo zwart is de lucht nu. De wind is wat geluwd. Het heeft geen zin meer om naar boven te gaan. De dromedarissen kuieren met hun vrachtje in colonne langzaam terug. Ik besluit te gaan lopen. Maar ik houd de dieren en de mannen niet bij, en ik loop in de weg. Ik krijg een begeleider toegewezen en we lopen een andere route. Donker is het nu. Stil. Ik zie nagenoeg niets, en stap op de tast door. Er zijn hier weinig obstakels lijkt me, dus gewoon voet voor voet in het duistere niets zetten. Zo gaat het door; ik raak oriëntatie en gevoel voor tijd kwijt. We zouden er toch zo langzamerhand moeten zijn, maar nog geen Merzouga te zien, in de verste verte niet. Ik geef me over, zoals we ons overgaven aan het zand onder de deken. Het is doorgaan en ik geniet van de duisternis, de stilte, het idee dat ik hier in het volkomen niets, in een woestijn in Noord-Afrika loop. Na het niets zal het iets komen, zo houd ik mezelf voor. Het wordt iets lichter, een paar sterren zijn boven mij te zien. En dan zie ik ook de contouren van de stoet dromedarissen en even later de lichtjes van Merzouga. Het was even heel klein zijn in een grote woestijn. Overgave. En genieten.
Het avondeten staat al op ons te wachten in een grote tent. Er is eten,drank, muziek, geklets, mensen. En ik ben weer down down, to earth ditmaal. Contrasten kunnen groot zijn…
Merzouga ksar El Khorbat Todrakloof Tineghir Dadès
Eerst gaan we terug naar Erfoud, waar we weer over onze bagage kunnen beschikken en overstappen in onze bus. Er is een lange weg te gaan naar het westen, langs en deels door de Hoge Atlas.
Bij Tinejdad ligt de niet veel bezochte en dus weinig toeristische kasbah El Khorbat. Erg primitief en nog authentiek; kunstig gebouwd. De lemen muren en torens passen fraai in het landschap. Door het dal tussen de hoge bergen van de Atlas slingert een groen lint van een palmenoase.

Hier komen geen toeristen. Na enig onderhandelen mogen we een kasbah zien. Authentieker dan de kasbah die we de volgende dag in Ouarzazate zullen bezoeken. Trots leidt de bewoner ons rond. Veel vertrekken op en boven elkaar, nauwelijks ingericht. Lemen muren en vloeren, waarop je niet te hard moet stampen of springen want ze bewegen onder je voeten. Dit is er al eeuwen en in al die jaren is er nauwelijks iets veranderd. De kasbahs zijn in feite een aantal verstrekte huizen op en bij elkaar gebouwd. Het ziet er uit als een soort fort en zo is het ook bedoeld: ter bescherming van aanvallen van buitenaf. Overal in het landschap zullen we komende dagen deze kasbahs tegenkomen, veelal bewoond maar in toenemende mate ook verlaten en vervallen. Helaas wordt er in de meeste gevallen niet gerestaureerd. De dorpen waar we langs komen liggen in de kloof, tegen de rotsen aangeplakt. Huizen in roodbruin of roze, opvallend harmoniërend met de omgeving. Blauwe en gele kozijnen, groene deuren. En in het midden dat groene lint van de oase dat zich door de kloven heen een weg lijkt te banen. Een overweldigend landschap. Iedere minuut genieten.

Bij Tinerhir gaan we van de doorgaande weg af, naar boven. Na 20 km ligt hier de Todrakloof. In deze kloof kan het zomers behoorlijk druk zijn. Veel (in het buitenland wonende) Marokkanen komen hier dan naar toe om te recreëren en het is er dan vaak net zo druk als op een zomerse dag in Scheveningen. Als wij er zijn is het nog vrij rustig. We maken een mooie wandeling door de oase, die als een groen lint door de kloof slingert. Over irrigatiedijkjes en smalle paadjes wandelen we tussen het uitbundige groen. Er worden hier dadels, olijven en gerst verbouwd. Op het land zijn de mensen aan het werk.
Daarna naar de Dadèskloof. Omhoog gaat de niet al te brede weg, zich behoorlijk bochtig slingerend tussen de rotswanden aan de ene kant en de diepte van het dal aan de andere kant. Uiteindelijk belanden we in het smalste deel van de kloof, waar ons hotel staat. Van ons kamerraam kijken we op enkele meters afstand tegen de loodrecht omhoog rijzende rotswand.
Ons hotel Tissadrine ligt dan wel op een mooie plek, het is erg “basic”: de WCpot staat los op de grond (dus uitkijken met gaan zitten),pal naast het krakerige bed. Ons kamertje is een klein warm hok, met niet meer dan de beschreven WCpot, het bed en een beduimeld kleedje op de stenen vloer.
Dadès Ouarzazate Aït-Ben-Haddou Marrakech
Verder naar het westen, richting Marrakech. We maken een stop in El Kelaa M’Gouna, het centrum van de rozenstreek. Ieder jaar, vlak na de oogst, is er een rozenfeest; het moet een waar spektakel zijn, maar helaas….het feest was begin mei en is dus nèt voorbij. We beklimmen een heuvel midden in het dorp voor het zoveelste fantastische uitzicht over deze streek.
Onderweg zien we kleine dorpen, die deels als vestingen, als forten zijn gebouwd. Lemen kasbashs, met veel hoektorens en er boven op kantelen. Het ziet er uit als een Bijbelse film.
Ouarzazate betekent stilte. Het is in deze wat grotere stad inderdaad opvallend stil op straat. Voor veel Marokkanen uit de grote steden staat Ouarzazate voor “vreemd” of “ver weg”, zoiets als bij ons Timboektoe. De stad is vrij nieuw en oogt welvarend. Hier bevinden zich filmstudio’s, waar menige Hollywood kaskraker is opgenomen. We bezoeken een kasbah, maar deze is duidelijk luxer en minder authentiek.
Even ten westen van Ouarzazate, richting Marrakech, ligt rechts van de weg de ksar Ait Benhaddou. Het bekendste kasbahdorp. Wie naar Marokko gaat, mist dit niet. Het dorp ligt onmiskenbaar mooi tegen een rode zandstenen heuvel aan gebouwd. Je moet, om het te bereiken, een rivierbedding oversteken. Vóór de oversteek heb je een imponerend gezicht op dit bijna filmische decor. Zomers kun je gewoon over de drooggevallen wadi heen wandelen, maar als wij er zijn stroomt er nog wat water doorheen. De oplossing om met ezeltjes naar de overkant te worden gebracht bekoort ons niet zo, wij lopen en springen over stapstenen heen. Dan duik je aan de overkant de Middeleeuwen in. Dit zijn de mooie momenten van reizen: lopend door de smalle straatjes ervaar je een sfeer die niet te beschrijven is. Je voelt je hier ver van huis.
De weg naar Marrakech is een bochtige, behoorlijk stijgende (en later dalende), weg. Je moet deze weg wel nemen om naar Marrakech te komen, het is de enige optie. Hij is door de Fransen rond 1920 aangelegd en het is een knap staaltje werk: 200 km lang door de rotsen heen uitgehakt, langs steile bergwanden lopend, slingerend over de hoge pas Tizi-n-Ticka. Boven is het behoorlijk fris en ’s winters ligt hier flink wat sneeuw. Het klimaat is hier extreem, want in het niet ver hier vandaan gelegen Marrakech wordt het zomers met gemak 45 graden.
Marrakech is een enerverende, dynamische en bijzondere stad, die zich moeilijk laat beschrijven. De parel van het zuiden. We komen er laat in de middag aan. ’s Avonds gaan we meteen naar het “beruchte” of beroemde Djemaa el Fnaplein. You love it or you hate it. Je vindt het geweldig of je wilt gillend een goed heenkomen zoeken. Wij hadden het beide. Het wordt door veel mensen omschreven als magisch, enerverend maar ook als toeristisch en verschrikkelijk. We kennen de verhalen over uiterst opdringerige mannen. Met je camera rondlopen, nog geen foto geschoten, en dan toch op boze toon 10 euro voor de zogenaamde gemaakte foto eisen. De magiërs, tandartsen, slangenbezweerders, dansers, muzikanten, ze zijn er allemaal, van oudsher zijn ze hier. Maar ik krijg toch de indruk dat vooral het toerisme dit tegenwoordig in stand houdt. Van een agressieve benadering hebben wij niets gemerkt, of nauwelijks. Je kunt gewoon rustig over het plein lopen. Het is er erg druk en de sfeer is chaotisch en levendig. We lopen het gedeelte van het plein op, waar de eettentjes staan. Onmiddellijk wordt bij tentje 1 de weg geblokkeerd. Hier eten en niet verder lopen, maken de mannen ons duidelijk. Gewoon doorlopen, hoewel het aanvankelijk niet meevalt om om de mannen heen te komen. Uiteindelijk heerlijk gegeten, aan lange tafels. Overal hangen de geuren en dampen in de schemering en er is een kakafonie van geluiden.
Marrakech
We verbijven in Hotel Majorelle, een goed hotel in de nieuwe stad. Met de taxi weer naar het centrale Djemaa el Fnaplein, een mooi plaatje om te zien, ook overdag, met de opvallende minaret van de Koutoubiamoskee als één van de beeldbepalende objecten. Dan gaan we naar Jardin Majorelle.
Majorelle was een Franse schilder, die in 1919 naar Marrakech kwam en besloot er te blijven. In 1924 kocht hij op een plek, die toen nog buiten de stad lag, een stuk grond, waarop hij een fraaie villa liet bouwen. Hij liet een mooie strakke tuin aanleggen met veel exotische planten, een kunstwerk op zich. Felblauwe en felgele potten overal. Wij ervaren het als een oase van rust, totdat er ineens hele horden toeristen binnenkomen. Jammer.
Dan maken we een wandeling door de oude stad. We beginnen bij alweer een koninklijk paleis. Onmiskenbaar fraai, echt de moeite waard, maar wat een toeristendrukte. Het is dringen geblazen en voetje bij voetje schuifelen we door het paleis. Door de oude medina lopen we weer naar het centraal gelegen Djemaa el Fnaaplein. Het is overdag rustiger, en nu is goed te zien hoe immens groot dit plein is. Aan de andere kant van het plein begint de medina.
Bert Flint
Al meer dan 50 jaar leeft hij in Marrakech. Op het oog zou hij niet bijzonder opvallen tussen de locals, die hem monsieur Flint of Brrt noemen. Maar Bert Flint is een geboren Nederlander, en wel in 1931 in Winschoten. Als student Spaans en met een grote interesse voor de Spaanse Moorse cultuur belandde hij in 1954 in Marokko. Hij ontwikkelde hier een passie voor de cultuur van de woestijnvolkeren van Noord- en West-Afrika en besloot zich in 1957 in Marokko te vestigen om onderzoek te doen naar de rurale cultuur van de vele woestijnvolkeren. Als één van de eersten zag hij de schoonheid en grote waarde van de cultuur van deze volken, die wat hem betreft nooit verloren mag gaan. Hoewel hij zichzelf niet als verzamelaar of conservator ziet, heeft hij op zijn reizen naar afgelegen plekken in Marokko en andere Sahara/Sahellanden veel gebruiksvoorwerpen en kunst van de woestijnvolken verzameld. Textiel, potten, bedden, tenten, deuren, kunst, een inmiddels imposante collectie van onschatbare waarde. De reizen deed hij veelal per ossenkar! Een deel van de collectie is te bewonderen in zijn eigen huis in de medina van Marrakech: het Tiskiwinmuseum. In 2006 heeft Bert zijn privémuseum geschonken aan de Cadi Ayyaduniversiteit in Marrakech. Bert woont, voor zover mij bekend, nog steeds in zijn huis aan de Rue de la bahia in de medina. Op de dag van ons bezoek, 24 mei 2010, werd Bert 79 jaar. We hoopten hem nog te mogen ontmoeten, maar men liet weten dat Bert ziek op bed lag met malaria. Een bijzondere man in Marrakech! In reisgidsen en op internet zijn we bij de voorbereiding van onze reis dit niet tegengekomen. Je moet het echt weten. De rue de la Bahia nr. 8 ligt niet ver van het bekende Jemaa el Fnaplein. Zie voor routebeschrijving, openingstijden en méér informatie: www.tiskiwin.com. Een aanrader!
Bert zou uiteindelijk op 1 november 2022 komen te overlijden, hij werd 91 jaar.
We gaan ’s middags met de taxi terug. Zo maar even snel met de taxi ergens heen rijden is er in Marrakech niet bij. Het begint al ver vóór de taxistandplaats. Ronselaars houden je staande en bieden je aan een goede taxi voor je te zoeken. Wij trapten er in. Bij de taxi aangekomen wisselt de ronselaar wat woorden met een taxichauffeur. Hoewel hij ons eerder een taxi voor 30 dirham had beloofd, horen we nu dat het 50 dirham kost. We protesteren. Dan komt er woedend een andere man aanlopen. Hij blijkt de (waarschijnlijk zelf verklaarde) “baas” van dit stukje taxigebied. Waarom we niet eerst bij hem zijn gekomen. Hij biedt ons 40, maar voelen ons eigenlijk verplicht met de eerste man mee te gaan. We stappen in en er volgt een enorme ruzie tussen de ronselaar, onze chauffeur en de “taxistandplaatsbaas”. Ze schreeuwen enorm, het gaat ongelooflijk tekeer. Ze trekken zich niets aan van ons, die maar in onze taxi zitten te wachten. Uitstappen durven we niet meer. Onze chauffeur wil wegrijden, maar de “baas” gaat op de motorkap liggen onder luid geschreeuw en gescheld. Uiteindelijk rijden we weg. We vermoeden dat deze chauffeur hier niet meer terug hoeft te komen, als hij zijn leven lief heeft. Dit soort theater en opstootjes is heel gebruikelijk als je een taxi wilt nemen, je ontkomt er niet aan.
De rest van de dag doen we het rustig aan. We dineren ergens in de buurt van ons hotel en ’s avonds zakken we lekker door op ons dakterras met enkele groepsgenoten.
Essaouira
We vertrekken uit Marrakech voor de rit naar Essaouira, 170 km westelijker, aan de Atlantische Oceaan. Onderweg stoppen we in een klein dorp, waar het vandaag markt is. En weer kijken we onze ogen uit bij de gewone-leven-van-alledag tafereeltjes. Een relaxte sfeer en veel te zien. 14 km vóór Essaouira brengen we een bezoek aan de Marjana Coöperatie. Opgericht door en vooral vóór een aantal gescheiden vrouwen en weduwen, om ze de gelegenheid te geven een inkomen te verdienen. Normaal gesproken is dit voor deze groep vrouwen in de praktijk bijna niet mogelijk. Het is hard werken, dat wel, maar men deelt de opbrengst. De vrouwen moeten continu slaan op noten, waaruit dan uiteindelijk arganolie wordt gewonnen. Een erg kostbaar goedje en het kan voor vele doeleinden gebruikt worden.
In Essaouira worden we meteen getroffen door de relaxte sfeer. Het is een middelgrote stad, een badplaats aan de Atlantische Oceaan, en het heeft een mooie kleine medina, witte huisjes, een mooie oude stadswal en een levendige vissershaven. We hebben een hotelkamer met een balkon,van waaruit we een mooi uitzicht hebben over de boulevard en het brede strand. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat is er van alles te zien en te doen.
De volgende ochtend beginnen we aan een wandeling door de oude stad. Het is nog vroeg. Aan een plein liggen enkele terassen en we drinken koffie. Er komt een man aanschuifelen: een bedelaar die zijn plek voor de dag weer inneemt. Een handelaar verwijdert de luiken van de ramen van zijn winkeltje, ook hij is er weer klaar voor. De stad komt langzaam tot leven. We dwalen door de smalle straatjes van de souks. Het is lekker rustig en we kunnen ongestoord wandelen. Langs een oude vestingwal, die weer langs de oceaan loopt. Er staan veel kanonnen: men nam hier vroeger blijkbaar liever geen risico…Eeuwenoude straatjes en huizen, veelal in wit/blauwe tinten.

's Middags liggen we even op strand. Het is niet al te warm, er waait een stevig briesje en het is dan ook erg rustig op het brede zandstrand. ’s Middags om 5 uur bezoeken we het Bayti centrum: “voor het kind in moeilijke situatie”, zoals er op het bordje boven de deur staat. We lopen naar binnen en vragen of we mogen rondkijken. Dan verschijnt de directeur, die ons hartelijk ontvangt met thee. Hij vertelt graag over zijn project. Veel kinderen in moeilijke situaties (gescheiden ouders, weggelopen van huis) krijgen niet de kans om normaal onderwijs te volgen en een normaal leven te leiden. Om te voorkomen dat ze “afglijden” worden ze hier, met steun uit het buitenland (vreemd genoeg niet uit Nederland!) opgevangen en krijgen ze onderdak en een opleiding. Uiteraard nemen we een kijkje in één van de klassen. En ja, dan wil je toch iets doen. Geld mag hij niet aannemen, zegt de directeur, maar er is veel behoefte aan studiemateriaal. In een boekhandel in de buurt slaan we het nodige in en later dat achter in het schooltje.

Het is een aanrader om tegen het vallen van de avond in de vissershaven rond te wandelen. Er heerst een geweldige sfeer hier aan de haven: vissers maken hun vis schoon, verkopers die het verkopen. Er ligt afval en honderden meeuwen zwermen hier boven. Tegen het decor van de invallende duisternis en de donkere vestingtoren vliegen de silhouetten van de meeuwen, soms rakelings, over en langs ons heen. Een surrealistisch beeld. We genieten van deze sfeer. Dat geldt ook voor de sfeer in de stad. Op het grote plein vóór de ingang van de medina lijkt de hele stad zich verzameld te hebben. Niemand blijft hier ’s avonds in huis zitten. Het plein is de grote ontmoetingsplek: kleine kinderen rennen joelend rond, ze spelen of voetballen, groepjes vrouwen zitten op de muurtjes en kletsen met elkaar, de baby’s naast zich, de mannen hebben blijkbaar zaken te doen. Er wordt gerelaxed, gesocialized en de sfeer is ontspannen. Heerlijk om hier rond te wandelen, om wat te eten op het terras of gewoon te gaan zitten kijken naar wat er gaande is.
Essaouira Marrakech
We vliegen terug vanaf Marrakech en we maken dus de rit van Essaouira naar Marrakech in omgekeerde volgorde. ’s Middags blijven we wat in de buurt van ons hotel. Marrakech hebben we eigenlijk wel gezien. ’s Avonds eten we bij Café Arabe. Het heeft een dakterras, waar gelounged kan worden, met rustige muziek en lekker eten (adres: Rue Mouassine 184 in de medina. Bij het grote plein de medina in, rechtdoor door een winkelstraat, rechtsaf, linksaf, na paar honderd meter aan je rechterhand). Na het eten wandelen we door de inmiddels donkere nauwe straatjes. De winkels zijn al dicht, alleen bedelaars zitten gehurkt op de grond. Dan is er weer meer licht, hier vlakbij het grote plein zijn de winkels nog open en al gauw zijn we weer op het plein. Hier is de drukte nog volop aanwezig.
En dan is het ineens voorbij. Geen nieuw reisdoel meer vandaag. Een korte rit naar het vliegveld en voor we het beseffen staan we weer bij de bagageband op Schiphol.
De reis is prima verlopen en heeft ons veel meer gebracht dan wij vooraf verwacht hadden. Een afwisselende reis door een spectaculair mooi land. Wij begrijpen nu waarom Marokko zo in trek is als reisland en dat was eigenlijk ook een beetje ons doel: gaan zien en ervaren waarom Marokko zo’n populaire bestemming is. We geven iedereen die ons voorging, en iedereen die na ons gaat komen, volkomen gelijk, Marokko, gewoon doen!