BONAIRE
Bonaire is een klein, gemoedelijk en rustig tropisch stukje Nederland, dat verrassend mooie natuur en een ongekend mooie onderwaterwereld heeft. Zo kun je Bonaire wel omschrijven, maar als je het hier bij zou laten, doe je Bonaire, dat tachtig kilometer uit de kust van Venezuela ligt, beslist te kort. Bonaire is niet alleen een eiland om te genieten van de warmte en de zon, maar vooral ook een eiland om te leren kennen en dat doe je het beste door een auto te huren en er op uit te trekken. In 2009 waren wij er al eens een paar dagen, op doorreis van Ecuador naar Nederland. In februari 2013 zijn we teruggekeerd naar dit eiland.
Er is niet veel veranderd, is onze eerste indruk, als wij geland zijn op Flamingo Airport, in het zuiden van het eiland. Op Bonaire heerst een dor en droog klimaat en er waait bijna altijd een stevige passaatwind. Dat maakt de temperatuur, die het hele jaar door rond de 30 graden schommelt, draaglijk. De wind is dan ook het eerste dat we herkennen als iets typisch Bonairiaans als wij de vliegtuigtrap afdalen. Een heerlijke warme bries. Vlak voor de landing viel ons op dat het eiland er, ondanks het droge klimaat (het regent alleen in de maanden oktober tot en met december), groen uitziet: struikgewassen, lage bomen en cactussen overdekken dit eiland dat ongeveer zo groot is als Texel. Het zuiden is vlak en rondom Kralendijk redelijk dicht bebouwd, het noorden is heuvelachtiger en vrijwel onbewoond.
We besluiten de volgende dag een auto te huren. Dat blijkt nog niet zo gemakkelijk, want ‘moeilijk, moeilijk, alles is al verhuurd’ wordt ons gezegd. Uiteindelijk vinden we op het vliegveld, dat slechts een kilometer van ons hotel ligt, een verhuurder. Je kunt op Bonaire een personenauto huren, groot of klein, maar eigenlijk is dat niet aan te raden. De wegen zijn niet overal even goed en het is op dit eiland vooral veel stukken off-road rijden. Net als de meeste inwoners rijd je dus het beste gewoon in een pick-up truck. Onze pick-up zit onder de krassen, deuken en bijna breuken. Dat zegt al iets over de manier waarop vooral jonge duikers met deze wagens rijden. Gelukkig worden alle mankementen keurig op een formulier aangetekend, zodat wij bij het terugbrengen niet met onaangename verrassingen geconfronteerd zullen worden.
Het is over het algemeen rustig rijden over het eiland. Niemand jakkert hier, het gaat allemaal met een gezapig gangetje, en echt veel verkeer is er niet. Bonaire is dan ook vrij dun bevolkt. In de hoofdplaats Kralendijk, met de omringende dorpen Tera Kora, Nikiboko, Antriol, Salina en Santa Barbara die tegenwoordig allemaal aan Kralendijk zijn vastgegroeid, wonen 12.000 mensen. Op het hele eiland ruim 15.000. Buiten Kralendijk rijd je in de natuur en kom je eigenlijk nauwelijks iemand tegen.
Ooit woonden hier een paar honderd indianen, die een schamel bestaan hadden. Want veel was er niet. Spanje liet zijn oog op Bonaire vallen, maar de Nederlanders namen korte tijd later, in 1633, de macht over van de Spanjaarden. De weinige Indianen waren na een paar jaar verdreven of gevlucht. De Nederlanders, nijver als altijd en net zoals de andere grootmachten in die tijd op zoek naar handel en verdiensten, begonnen met de zoutwinning en het kappen van hout. De zoutwinning is er nog altijd, op het uiterste zuidpuntje van het eiland.
Ons eerste tochtje brengt ons vanuit Kralendijk naar het zuiden, langs het vliegveld richting Belnem. Na deze wat luxere wijk van Kralendijk rijden we dicht langs de kust. Echt uitgestrekte zandstranden heeft Bonaire niet, maar overal bevinden zich hier kleine strandjes, met nauwelijks voorzieningen, maar wel puur natuur. Rust vooral, met palmbomen die meebuigen met de wind. Met bordjes langs de kant van de weg staan de namen van de strandjes aangegeven, de weinige mensen die we er zien zijn duikers of snorkelaars. Zo’n 7 kilometer na Belnem begint de enorme zoutpan. Het principe van zout winnen is eenvoudig. Het zeewater loopt door een kanaal naar binnen, maar kan niet meer terug. Het verzamelt zich in de pan, die door de brandende zon opdroogt, en voila: het overgebleven zout ligt voor het opscheppen. Grote witte zoutbergen wekken de illusie van een winters landschap in de tropische hitte. Langs de weg bevinden zich op twee plekken, bij Witte Pan en Oranje Pan, de slavenhuisjes. Deze slavenhuisjes werden rond 1850 gebouwd als overnachtingsplek voor de arbeiders van de zoutpannen. In het weekend mochten ze naar huis, naar Rincon – een dorp in het noorden van Bonaire -, een wandeling van zeven uur! De witte en oranje huisjes staan er nog als stille getuige van de tijd van slavernij. Want de meeste arbeiders werden hier gedwongen tewerkgesteld, negerslaven en veroordeelde indianen. Bonaire was tussen 1685 en 1863 in feite een strafkolonie.
Bij het pekelmeer broeden flamingo’s. We zien ze vanaf een afstand als we de vuurtoren op de zuidpunt van het eiland zijn gepasseerd. Dichtbij komen mag en kan niet. Vlakbij bevindt zich Donkey’s Sanctuary, waar we overigens niet zijn geweest. Op Bonaire lopen ongeveer 400 wilde ezels rond, een erfenis van de Spanjaarden, die ze voor de zoutwinning gebruikten. In dit opvangcentrum worden zieke en gewonde ezels opgevangen.
De weg naar Lac Bay, weer naar het noorden maar nu langs de oostkust, is smal en niet al te best. Lac is een lagune van acht kilometer lang, deels begroeid met mangrove aan de noordkant. Aan de zuidkant ligt Sorobon, een schitterend zandstrand. We parkeren onze truck en lopen een restaurant binnen. Aan de achterkant komen we onverwacht terecht in een schitterend plaatje. Een droomplek: een warm mooi zandstrand met een warme ondiepe turquoise zee. Overal windsurfers op het water, want de wind is hier aan de oostkust nog prominenter aanwezig dan aan de westkust. Het is een gezellige gemoedelijke plek. Hier is het leven niet al te gecompliceerd. Het is genieten in een Caribisch sfeertje. Droomplekken bestaan! Via de oostkust, waar het water ruig opspat tegen de rotsen, rijden we terug naar Kralendijk.
Een andere route brengt ons naar het noorden. Vanuit Kralendijk via Hato en Santa Barbara Crowns, langs de westkust naar ‘ boven’. De weg die eerst nog vrij druk is, wordt steeds rustiger en smaller. Het is een groene route, vlak langs de kust, die enkele meters onder ons ligt. We stoppen vaak om de kleine strandjes te bekijken. Een van die mooie stranden is Tolo, alweer een perfecte duik- en snorkelplek. We rijden verder en gaan nu het Nationale Park Washington Slagbaai binnen. Na enkele kilometers komen we bij het Gotomeer. De natuur is hier prachtig, een heuvellandschap begroeid met lage struiken en cactussen, en een mooi uitzicht op het meer. Maar er zit ook een zwart kantje aan dit meer.
Ooit was het Gotomeer een prachtig zoutmeer, waar je vele flamingo’s kon aantreffen. Nog altijd beloven de reisbureautjes en hotels, die het Gotomeer als dagexcursie aanbieden, vele flamingo’s bij dit schitterende meer. Niets is minder waar. Er is geen flamingo meer te bekennen, niet één, en het is niet te verwachten dat ze ooit nog terugkomen als er niet snel iets gebeurt. In september 2010 werd een opslagplaats van Bonaire Petroleum dat vlakbij het Gotomeer ligt getroffen door de bliksem. Er ontstond brand ontstond in één van de tanks, die 40 uur duurde. Waarschijnlijk zijn er blusmiddelen gebruikt met te veel verkeerde chemische middelen. Dat zou geleid hebben tot vervuiling van het meer.
De verantwoordelijke regering (de Nederlandse!) lijkt er niets aan te doen. Des te opmerkelijker als je bedenkt dat als het de Biesbosch was geweest, die door een dergelijke ramp getroffen was, er onmiddellijk maatregelen zouden zijn genomen. Het Gotomeer is natuurlijk evenzeer een waardevol natuurgebied op Nederlands grondgebied.
Voorlopig gebeurt er dus niets. Wij staan hier bij een stil en sterk vervuild meer, geen leven. De omgeving is en blijft natuurlijk schitterend. Het is triest, voorlopig verandert er niets. Ook niet aan de folders, die onveranderd vele prachtige flamingo’s beloven. De vele toeristen zullen ongetwijfeld ontgoocheld zijn, als ze hier aankomen. Blijft dat het de moeite waard is om deze omgeving te bezoeken. Al is het maar om te genieten van het mooie landschap, dat verder gelukkig niet is veranderd.
Zeker zo mooi is het als je het eigenlijke nationale park in gaat (ingang: vijf kilometer ten noorden van Rincon). Het park beslaat de hele noordkant van het eiland (20% van Bonaire) en is een beschermd natuurgebied. Twee voormalige plantages zijn sinds 1969 een nationaal park, dat op zijn minst verrassend mooi is te noemen. Het herbergt verschillende landschappen: duinen, zoutmeren en meer bergachtige delen. Naast wandelen, duiken en snorkelen is het bij uitstek een gebied om vogels te spotten (papegaaien!), broeden er schildpadden, en komen er veel reptielen (leguanen) voor. Met de auto kun je twee routes volgen, waar je in een rustig tempo de hele dag over kunt doen. Je passeert prachtige baaien en mooie heuvellandschappen. Het is aan te raden om hier alleen met een jeep of pick up te rijden, vanwege de slechte staat van de wegen (het zijn meer paden). Het park is geopend van 8.00 tot 17.00 uur. We rijden via Rincon, een rustig typisch Caribisch dorp, dat mooi in een vallei ligt, en de oostkust terug naar Kralendijk.
De Bonairianen zijn over het algemeen relaxt, gemoedelijk en vriendelijk. Het valt ons op dat je iedereen in het Nederlands kunt aanspreken. Het centrum van Kralendijk is niet groot. De hoofdstraat Kaya Grandi met veel winkeltjes en die typische fel gekleurde Caribische huizen, is een paar honderd meter lang en loopt evenwijdig aan de Kaya J.N.E. Craane, die langs de zee loopt. Daar vind je enkele goede restaurants (zoals Karel’s Bar en It rains fishes) en is het – zeker ’s avonds -gezellig druk. Zo’n twee keer per week leggen hier de grote cruiseschepen aan. Het is dan een drukte van belang, want toerisme is een belangrijke bron van inkomsten voor de Bonairianen en zij staan dan ook in de rij om hun diensten aan te bieden aan de meestal niet onvermogende Amerikanen.
Aan de Kaya J.N.E. Craane liggen de ook de bootjes, die twee tot drie keer per dag overvaren naar Klein Bonaire (Captain Mike, bij Karel’s Beach Bar, Good return Bonaire bij het City Cafe en The Baka di Laman, bij It rains fishes. Klein Bonaire is misschien wel de grootste attractie van Bonaire. Er zijn mensen die dit het mooiste onbewoonde eiland van de Cariben noemen, en hoewel ik lang niet alle onbewoonde eilanden van de Cariben ken, ben ik geneigd ze gelijk te geven. Klein Bonaire ligt 1 kilometer voor de kust, tegenover Kralendijk. Het is slechts 4 bij 2,5 kilometer en is volledig omringd door parelwitte stranden, een turqouise zee en de mooiste koraalriffen ter wereld. Uit de hele wereld komen duikers en snorkelaars hier speciaal naar toe. Als we van de boot afstappen, in het warme water en even later het strand oplopen, beseffen we meteen dat dit een unieke plek is, een pareltje om te koesteren.
Ooit had een Amerikaanse projectontwikkelaar plannen om hier een groot pretpark te realiseren. Die plannen zijn gelukkig verijdeld en tegenwoordig is Klein Bonaire beschermd natuurgebied.
Harry Belafonte (1 maart 1927 - 25 april 2023) was een beroemde Amerikaanse activist, zanger en acteur. Hij verkoopt nog altijd miljoenen platen. Daarnaast was hij politiek erg geëngageerd. De Amerikaan was dol op Bonaire, sterker nog: hij werd verliefd op het eiland, en kwam hier al heel lang. Hij is een tijdje eigenaar geweest van Klein Bonaire en schreef als eerbetoon aan dit tropische pareltje zijn beroemdste lied, de wereldhit ‘Island in the sun’. Het liedje klinkt in mijn hoofd, als ik gezeten onder de beschutting van een struik, over het helwitte zand naar de zee kijk. Ik ken het liedje al tientallen jaren en ik had nooit kunnen vermoeden dat ik ooit nog eens op het echte island in the sun terecht zou komen. De werkelijkheid is bijna nog mooier dan het beeld dat het liedje oproept.
Bonaire, het was de moeite van het terugkeren waard. Is er dan helemaal niets negatiefs over Bonaire te zeggen? Heel weinig, of het moeten de vele muggen zijn. Er is weinig tegen te doen, uiteraard insmeren met een muggenwerend middel (Deet), maar veel helpt het niet. Deze muggen zijn niet van je weg te slaan. Zoals wij eigenlijk niet weg te slaan zijn van Bonaire, maar ja, onze agenda zegt ons dat Nederland op ons wacht. En dus verlaten we met tegenzin de warmste gemeente van Nederland, om terug te keren naar de net ingevallen winter inclusief ijzige poolwinden (en dat medio maart!) aan de overkant van de Atlantische Oceaan.