ARGENTINIE EN CHILI
Santiago
Kerstmis in Santiago. Het zou de titel van een boek of een film kunnen zijn, maar dat is het in dit geval niet. Het schiet door me heen, als we vandaag, 25 december, over de westelijke invalsweg de hoofdstad van Chili in rijden. Het is zonnig, lekker warm en het is niet al te druk op straat. De stad, het kloppende hart van Chili, metropool met 10 miljoen mensen, oogt erg rustig. Als we ’s middags door de “hippe” wijk Bellavista naar de Cerro San Cristobal slenteren, wordt het wat drukker. Met een tandradbaan gaan we de Cerro (heuvel) op, vanwaar je deze metropool, het kloppende hart van Chili, in de luwte van de Andes uitgestrekt ziet liggen. Het is een echt gezinsuitje naar boven op deze zomerse zondagmiddag. Bij het Mariabeeld dat boven op de heuvel over de stad uitziet is het gezellig druk met families. Van de Kerstsfeer is niet veel te merken. Maria verandert daar niet veel aan
Lang blijven we niet in deze Zuid-Europees aandoende stad. Het is immers geen reisdoel, maar een startpunt. We gaan een denkbeeldige V maken op de landkaart van Zuid-Amerika: eerst vanaf Santiago (links boven) naar beneden, dwars door Patagonië naar Vuurland, het “einde van de wereld”, en dan weer naar (rechts) boven naar Buenos Aires. Vier weken lang duizenden kilometers maken door dit onmetelijke gebied. De eerste kilometer moet maar zo snel mogelijk gemaakt worden!
Midden Chili
De volgende dag met de bus alvast die eerste kilometers en er volgen vandaag nog zo’n 800. Bestemming is Pucon, en dan zullen we nog pas halverwege dit langgerekte “schoenveterland” zijn. Het openbaar vervoer in Chili is efficiënt, goedkoop en comfortabel. Het gaat economisch goed in Chili en dat is te zien. Het land doet Europees aan, is relatief welvarend te noemen, maar is toch onmiskenbaar Zuid-Amerikaans. Een mooie mix!
Tegen de avond bereiken we Auracania, genoemd naar de wat vreemd maar exotisch ogende Auracaniaboom. Het is een gebied dat deels door Europese immigranten in cultuur is gebracht, maar grote delen zijn nog ongerept. Watervallen, meren, dicht begroeide bossen, wilde rivieren, vulkanen: het is er allemaal en in overvloed. Pucon is een echte vakantieplaats voor de Chilenen zelf: een prettig stadje aan het Villaricameer, dat “gevaarlijk” dicht tegen de vulkaan met dezelfde naam aan ligt. Het aantal mogelijkheden voor outdoor activiteiten is ontelbaar: zo is voor rafters en kajakkers dit gebied een waar walhalla.
Wij besluiten de volgende dag maar een dagje te relaxen bij een van de vele thermale baden die te vinden zijn op de hellingen van de Andes. Relaxen in een prachtige bergachtige omgeving: het is net geen Elysium of Zwaluwhoeve, maar ze hebben het hier prima voor elkaar. Op de terugweg naar Pucon komt de vulkaan eindelijk uit de mist: 2840 meter hoog, en met de top nog prachtig met sneeuw bedekt is hij zeker imposant te noemen. De vulkaan kan, onder begeleiding en als het weer het toelaat, worden beklommen; een pittige tocht.
De rit van Pucon dwars over de Andespassen naar de “andere kant” (Argentinië) is een spectaculaire rit. Iedere bocht levert weer een prachtig vergezicht op. De lupines staan langs de kant van de weg volop in bloei, bergbeekjes klateren naar beneden, voor ons verheffen de machtige bergen zich en ik hoor ergens in mijn hoofd de melodie van El Condor Pasa klinken. Ik krijg een overweldigend gevoel, zo rijdend door de Andes, en het zal niet de laatste keer blijken te zijn.
Merengebied
Bariloche, onze volgende verblijfplaats, is het outdoorcentrum van Argentinië: raften, mountainbiken, skieën in de winter, het gebied rondom deze stad leent zich er uitstekend voor. We maken een tocht langs en over een van de zeven meren en dat levert keer op keer fraaie uitzichten op. En de stad staat bekend om zijn chocolade, ja het heeft inderdaad wat van Zwitserland weg allemaal. De stad zelf, met 80.000 inwoners, is erg toeristisch. De vakanties zijn zojuist begonnen en dat levert de gebruikelijke drukte op. Eenmaal buiten de stad vind je van die drukte niets meer terug, en heb je, zoals overal hier, de natuur voor je alleen. Het weer hier is wat minder: bewolkt en een felle wind, en zeker op het meer is het koud te noemen.
Wij maken onder andere een boottocht over het Lago Nahuel Huapi, waarmee je dan tevens in het gelijknamige Nationale Park bent. De beboste bergen rijzen fraai op aan de oevers van het meer en je hebt schitterende vergezichten.
De opstapplaats voor de boottocht is Puerto Panuelo, een half uur rijden westelijk van Bariloche. De eerste bestemming is het eiland Victoria, 32 k2 groot, in het midden van het meer gelegen. Het is vanwege de rijkdom van flora en fauna sinds 1934 beschermd gebied. Op het eiland kun je prachtige trekkings maken, met bijna altijd een magnifiek uitzicht op de omringende bergen en het meer ver beneden je. Vervolgens varen we naar het Los Arrayanes National Park, aan de oever van het meer op het schiereiland Quetrihué gelegen. Dit park is eveneens beschermd omdat hier 300 tot 600 jaar oude arrayan bomen groeien. We wandelen hier in het bos van deze kaneelkleurige, aan de mirte verwante boom. Met mooi weer kun je hier wellicht nog zonnen op het Playa del Toro, maar door het vrij gure weer vandaag is dat geen optie voor ons. Het hele park is slechts 17 km2 groot, maar samen met Isla Victoria absoluut de moeite waard!
Van Bariloche gaan we eerst zuidwaarts tot aan Esquel en daar 'slaan we linksaf' naar de Atlantische kust. Dat betekent de pampa oversteken: die dorre droge vlakte waar urenlang niets aan het uitzicht verandert. De verlatenheid van dit gebied is immens. Je komt bijna niets en niemand tegen, 600 kilometer lang. Dit is een oneindige vlakte waar alleen maar de horizon lijkt te verschuiven zonder dat er iets verandert. Het is het begin van Patagonië.
Naar de Atlantische kust
Patagonië. Leeg, woest en onmetelijk land. De eeuwige wind die blaast. Een landsdeel dat veel Argentijnen niet als interessant beschouwden, want wie kan en wil daar nu leven? Toch begonnen halverwege de 19e eeuw de immigranten toe te stromen, er was immers ruimte genoeg in dit “nieuwe land”. Veel verder dan schapenteelt kwam het niet, het vrijwel enige dat hier mogelijk was. Nog altijd wonen er relatief weinig mensen. Degenen die er wel wonen zijn gehard, het is ook het land van de echte gauchocultuur. Patagonië, het sprak en het spreekt nog steeds tot de verbeelding. De laatste jaren is Patagonië vooral toeristisch in opkomst. Veel mensen maken de reis van Noord naar Zuid deels door de lucht; de afstanden zijn te groot, het land te eentonig. Onze route naar het zuiden legt elke kilometer over de weg af. Het besef dat dit land oneindig en ongetemd is willen wij bewust opdoen. Toeristisch gezien zijn het vooral de grenzen van Patagonië die erg aantrekkelijk zijn: de westkant, tegen de Andes aan, met zijn vele natuurparken, bergen en ijsvlaktes. De oostkant kent een fraai maar droog typisch kustlandschap met mooi gekleurde steile kliffen die in zee aflopen, waar vooral de zeedieren opvallen.
Pinguins, zeeolifanten en wind
Puerto Madryn aan de Atlantische kust is de uitvalbasis voor het schiereiland Valdes. Landschappelijk gezien is het niet interessant: droge vlaktes en weinig groen. De grootste attractie van dit schiereiland zijn de bultrugwalvissen, die hier vanaf mei hun jongen komen baren en zogen, en zo rond half december weer naar meer zuidelijke streken richting Antarctica vertrekken. En er is meer: zeeleeuwen, pinguïns, orka’s. Hoewel het vandaag 31 december is heb ik stille hoop dat er tenminste nog een walvis is blijven rondhangen, maar nee senor, vetrokken is echt vertrokken! De orka’s komen pas in februari, dus wat rest zijn de pinguïns. Duizenden, zo niet tienduizenden zitten er bij elkaar. Een wandelpad voert door dit gebied naar de zee. Overal zie je ze met hun karakteristieke loopje gaan: we moeten echt rustig lopen en uitkijken dat we ze niet hinderen, of erger nog, op ze trappen.
Ze lijken zich niets van ons aan te trekken. Ze geven geen enkele reactie op onze aanwezigheid: hun leven gaat zoals het altijd ging. Veel jongen die verzorgd moeten worden en er aandoenlijk uitzien, vaak nog onder het dons. Eenmaal op het strand zitten er duizenden bij elkaar, ze plonzen af en toe de zee in en waggelen weer vrolijk terug. Het is een vreemde gewaarwording om hier, met 33 graden op de thermometer, pinguïns te zien. Ik associeer ze vooral met koude streken. Een groot deel van het jaar is het hier ook koud, maar nu op 1 januari is het hartje zomer. Het nieuwe jaar kan slechter beginnen! Verder zuidwaarts gaat het. Een lange weg naar Monte Leon.
De zeeleeuwen brullen oorverdovend naar elkaar. Hard en voortdurend. Monte Leon is een nieuw natuurpark, net open. Het is een fraai kustlandschap, met steile kliffen. Daar liggen de zeeleeuwen, zeehonden en zeeolifanten. Een bijzonder schouwspel, met zoveel bij elkaar. We wandelen door het park en zien vossen, guanaco’s (een soort lama), een gordeldier. En altijd die forse wind. Bij 25 graden deert dat niet. Het is prettig uitwaaien zo. Het langste stuk door leeg Patagonië gaat nu echt komen. Over tien dagen zijn we bij het eindpunt Vuurland. Maar het mooiste komt er nu aan!
IJs, ijs en nog eens ijs
Vanaf de zuidelijk gelegen bedrijvige stad Comodoro Rivadaria aan de Atlantische Oceaan steken we nu in omgekeerde richting weer over: van oost naar west dwars door de Patagonische vlakte. Hier is het volkomen niets. Alleen de wind blaast. Eindeloze uitgedroogde vlaktes waar niets groeit en niets te zien is. Tijd en plaats lijken niet meer te bestaan, als ik achter me de horizon zie wegschuiven en voor me precies hetzelfde zie. Niets doet hier aan leven, aan de bewoonde wereld, denken: af en toe een schaap (wat doen die hier?), een wegspringende guanaco of een overvliegende condor. Honderden kilometers glijden weg en nog honderden te gaan.
Eindelijk, ’s avonds om negen uur, zien we de contouren van het Andesmassief opdoemen. Langs de weg de eerste tekenen van menselijk leven: we naderen de stad El Calafate. Dit plaatsje is de uitvalbasis voor een van de beroemdste attracties van Argentinië, misschien wel van Zuid-Amerika. De spectaculaire ijskap van Patagonië.
El Calafate is een sterk gegroeid typisch toeristenplaatsje. In de winter uitgestorven (dan is het onmogelijk om hier te reizen) en in de zomer topdrukte. In feite is het een lange straat met restaurants en winkels. De echte reden om hier te zijn ligt zo’n 30 kilometer verderop. Vanaf de Andesbergen kruipen over een afstand van tientallen kilometers bijzonder imposante ijsmassa’s met een snelheid van enkele meters per dag naar beneden om uiteindelijk in een van de meren te belanden. Dat gaat vaak met hele brokken zo groot als huizen en onder een oorverdovend lawaai. De sneeuw die ergens hoog in de Andes honderd jaar geleden is gevallen komt vandaag als ijsblok naar beneden, het meer in.
Bijzonder, denk ik als ik het platform betreed, dat tegenover de gletsjer Perito Moreno is gebouwd. Wat ik dan zie heb ik al op veel foto’s gezien maar doet mijn hart in mijn keel kloppen van opwinding en verbijstering: het bestaat echt! Het is dezelfde soort opwinding als de piramides voor het eerst in het echt zien of welke andere beroemde plek dan ook. Al te vaak valt het eigenlijk een beetje tegen. Maar dit overtreft alle eerder geziene foto’s en het beeld dat ik er van had. Het is zo onwerkelijk mooi en imposant dat het je “ vangt”: ik kan mijn ogen niet loslaten van deze ijsmassa en zou hier uren kunnen staan. Ik ben lang niet de enige. Niemand gaat hier snel weg. Dit is een natuurfenomeen van de eerste orde! Maar deze dag blijkt meer verrassingen in petto te hebben.
’s Middags maken we een boottocht over het Lago Argentino. We verwachten meer van hetzelfde, maar dit blijkt toch weer een tweede unieke ervaring, hoe tegenstrijdig dit ook klinkt. Niet alleen de ijswand waar de boot erg dicht langs vaart is imposant (oei, die neervallende ijsblokken zijn wel erg groot!), maar het zijn vooral de ijsbergen die in het meer drijven, die ons onverwacht overdonderen. Blauw, blauwer, blauwst, meer dan blauw. Wat zijn er veel soorten blauw. Onder de bewolkte lucht lijkt de omgeving grijs en grauw, maar juist het ijs toont dan de mooiste tinten blauw. Het schittert alle kanten op. Dit is een wonderwereld. Het is koud, maar we staan toch buiten, op het dek van de boot, ons vastklampend tegen de wind, muts op, windstopper goed dicht. Het deert ons niet, we klikken de ene na de andere foto. Dat extra chipje hebben we toch wel bij ons?
Ook de volgende gletsjer, de volgende dag, is niet “alweer een gletsjer”. Gletsjer Spegazzini is anders, maar nog groter en zeker niet minder indrukwekkend. De catamaran voert ons alweer langs prachtige blauwe ijsbergen.
El Chalten is relatief in de buurt, een halve dag rijden maar, dus maar niet overslaan. Dit dorpje bestond 30 jaar geleden nog niet eens, maar is nu erg populair vanwege de mooie trektochten die hier gemaakt kunnen worden. De berg Fitz Roy rijst machtig omhoog, maar de top blijft gehuld in de mist vandaag. Als de zon eenmaal de toppen beschijnt verkleuren die in veel varianten van oranje, rood en bruin. Een icoon van Patagonië, deze bergreus. Erg populair is hier een icetrekking, dus die maar geboekt: een wandeling over de gletsjer, spikes onder en probeer maar vooruit te komen. Onder deskundige begeleiding, dat wel, want je loopt over scherpe ijsranden en er kunnen diepe spleten in de gletsjer zitten.
Torres del Paine (Chili)
Daarna gaat het weer terug om de Argentijns-Chileens grens over te steken. Op de hoge kille bergpas bevinden zich twee douanekantoortjes, en je kunt hier maar beter geen haast hebben, blijkt. Wachten en wachten en eindelijk aan de beurt alles geduldig uitpakken. Zuid-Amerikaanse overheidsdienaren kun je nu eenmaal beter maar niet tegenwerken.
Na enkele uren rijden door dit desolate stukje Andes komen dan de Torres in beeld. De Torres, een van de redenen waarom we hier zijn! Torres del Paine is een natuurpark, tweemaal zo groot als de provincie Utrecht, dat aan de rand van de Patagonische ijskap ligt. In het midden van het park rijzen drie enorme granieten “torens” uit de steppe omhoog. Deze torens hebben niet alleen hun naam aan het park gegeven, maar zijn ook het boegbeeld van dit park. In vrijwel ieder fotoboek over de wonderen van de natuur kom je ze tegen. Overal in het park heb je zicht op deze enorme granietmassa’s die loodrecht omhoog wijzen. In het park zelf is de natuur overweldigend: diepblauwe meren, rivieren, vlakten, gletsjers en een rijk dierenleven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit het Mekka voor bergwandelaars en hikers van over de hele wereld is: hier moet je tenminste eenmaal in je leven naar toe!
De Torres zijn overweldigend mooi en om 11 uur ’s avonds (het is dan nog licht!) zitten we voor onze hosteria, ondanks de bijzonder sterke wind, aan het Pehoemeer lang naar de zon te kijken die de torens een vuurgloed geeft. Een gloed die voortdurende van kleur verandert. Ik voel me bijzonder gelukkig en Nederland, precies aan de andere kant van de aardbol, lijkt verder weg dan ooit.
Een echte hiker maakt hier enkele flinke tochten. Die zijn niet eens zo zeer echt lang (20 tot 30 kilometer), maar wel zwaar vanwege de steile hellingen, smalle rotspaden langs diepe ravijnen en de blazende wind die zonder waarschuwing ineens fors kan uithalen. Er zijn ook vlakkere wandeltochten te maken langs meren, door bossen en vlakten en we besluiten dit te gaan doen. De altijd en overal aanwezige Torres begeleiden ons. We zien vossen, ganzen, guanaco’s, veel vogelsoorten en prachtige bloemen en planten. Als ik de volgende dag uit het parkbusje stap bij Salto Grande, een waterval bij het Lago Nordenskjold, kan ik een kreet van verrukking nauwelijks onderdrukken. Wat is dit een overweldigend plaatje.
Het slapen in de hosteria is niet geweldig. Met zijn zessen in drie stapelbedden in een hokje dat je thuis niet eens als rommelhok zou inrichten. Maar is er niets anders, zo midden in dit park.
Na enkele dagen Torres gaat het verder zuidwaarts en ik vraag me af of we nu echt nog niet aan de onderkant van onze aardbol zijn. Maar nee, het gaat maar door, honderden kilometers weer op weg naar het zuidelijkste puntje van onze (bewoonde) aarde. We zijn twee dagen in Puerto Natales, een stadje aan de Baai van de Laatste Hoop, een veelzeggende naam. We toeren wat rond in deze verlaten winderige maar wonderschone streek en krijgen wederom het “einde van de wereld-“ gevoel. Dit mag je gerust een dramatische uithoek van de wereld noemen.
De volgende etappeplaats is Punta Arenas, een wat grotere stad, die net als Chicago in de USA met recht “ windy city” genoemd mag worden (windsnelheden van 200 kilometer per uur zijn hier echt geen uitzondering), een opvallend moderne en relaxte stad overigens.
En dan eindelijk staan we de dag erna bij de veerboot die de oversteek gaat maken naar Vuurland, Tierra del Fuego in het Spaans (en dat vind ik toch poëtischer klinken). Het is druk op de ferry en het blijft gelukkig rustig tijdens de oversteek, want dit is een berucht stormgat. Toeristen, locals, vrachtwagens, alles op een boot. Ik bewonder de motoren van een Braziliaanse motorclub die helemaal uit Rio de Janeiro hier naar Vuurland is gereden. En dan eindelijk het laatste stukje. Nog een paar honderd kilometer en nog een laatste bergketen oversteken om bij het einde van de wereld te komen.
Vuurland, het einde van de wereld
Vuurland sprak tot de verbeelding. Het uiterste puntje van Zuid-Amerika, waar stormen vele schepen op de kust liet stuk slaan, waar niemand woonde en waar geen mens ooit kwam. In deze dagen is dat anders. Ushuaia was lange tijd een onbeduidend plaatsje, ver weg van de rest van de wereld, en zo zagen ook de Argentijnen dit. Totdat de regering premies begon uit te delen voor wie zich hier wilde vestigen. Vrijwillig ging je hier immers niet heen!! Er kwam ook een marinebasis. Dit alles om aan de onderkant van dit continent een belangrijke stad te hebben.
Tegenwoordig is toerisme een belangrijke economische pijler van de stad. Ushuaia ligt schitterend ingeklemd tussen de bergen van Vuurland en het Beaglekanaal, de doorgang voor schepen onder Zuid-Amerika door. Maar steeds belangrijker voor de stad wordt het gegeven dat dit het startpunt is voor cruises naar Antarctica. Een bestemming in opkomst! Grote cruiseschepen zie ik door het Beaglekanaal varen op weg naar het continent van ijs. Ushuaia zelf is rommelig gebouwd. Het is hier inderdaad El fin del Mundo, het einde van de wereld. Als de regen- of hagelbuien over de stad stormen geeft dat een haast onwerkelijke sfeer. De bomen van Vuurland staan bijna in een hoek van 90 graden, door die altijd beukende wind.
Het schijnt de 50.000 inwoners van de stad niet te deren: er moet gewerkt en verdiend worden. De bedrijvigheid hier is groot. Even buiten de stad ligt het Nationale Park Tierra del Fuego. De natuur is hier fascinerend: bossen, meren, gletsjers, moerassen.
Ons reisdoel de volgende dag is het Isla Martillo, een eiland even onder Vuurland. Het is 80 kilometer rijden vanaf Ushuaia naar de Estancia Harberton. Dit was de eerste boerderij die hier (in 1886) gesticht is. Van daaruit is het een klein half uurtje met de zodiak naar Isla Martillo. Als we aanmeren worden we opgewacht door pinguïns. Verbaasd, maar niet uit het veld geslagen, kijken zij ons aan. Het lijkt alsof ze ons begroeten.
We lopen rustig tussen deze dieren die verder geen moment aandacht aan de paar bezoekers schenken. Het is een overweldigende ervaring, want dit is een pinguinkolonie waar nauwelijks mensen komen. Wat ik hier en nu zie was honderden, duizenden jaren geleden ook al zo. Als ik over het eiland loop zie ik links van me het laatste stukje bewoonde wereld, de bergen van Vuurland en rechts voor mij moet Antarctica liggen. Dat is relatief dichtbij, maar nog altijd zo’n 1000 kilometer. Daartussen ligt niets meer. Ik krijg een “einde van de wereld”-gevoel. Hier houdt het inderdaad op en hier is het ruig en prachtig en puur! De striemende regen is opgehouden en de doorbrekende zon zet dit totaal stille eiland in de prachtigste kleuren groen.
De vlucht van Ushuaia naar Buenos Aires duurt vier uur. Dat gaat heel wat sneller dan de heenreis, waar we enkele weken over hebben gedaan, denk ik terwijl ik de Patagonische vlakte ver onder mij zie voorbij glijden. Het voorlopige einddoel is het warme Buenos Aires, een schitterende bruisende metropool. We zullen daar nog vijf relaxte dagen gaan doorbrengen. De lange reis naar het uiterste zuiden is volbracht. Een reis die lang in onze herinnering zal blijven. De liefde voor Patagonië was een liefde op het eerste gezicht en zal nooit meer verdwijnen. Een ultieme reis bestaat niet, iedere reis is uniek en altijd weer vol wonderen en verrassingen. Deze reis naar Patagonie komt er wel heel dichtbij. Patagonië staat wat mij betreft voor woest, weids, wonderschoon en waanzinnig mooi.
Buenos Aires is van een geheel andere orde. Het is misschien wel de meest Europese stad van Zuid-Amerika. Een stad die ooit grandeur uitstraalde en dat nog wel doet, maar een stuk minder sinds de nodige economische crisissen. Boetieks, winkels, architectuur ,cultuur en restaurants geven de stad nog altijd een zekere uitstraling. Je vindt hier een mix van Italiaans, Spaans, Frans, Aziatisch en Arabisch.
Uiteraard bezoeken we, veelal lopend, de bekende plekken van de stad. Het hart van de stad wordt gevormd door het Plaza de Mayo en omgeving, met o.a. het Rosada, het beroemde werkpaleis van de Argentijnse presidenten. Vele daarvan, inclusief Eva Peron, hebben vanaf het balkon het vol toegesproken. Van 1978 tot 1983 heerste hier een dictatuur en vele vermeende tegenstanders verdwenen. De moeders van verdwenen zonen (en dochters, neem ik aan) vroegen belet bij de president, zij wilden uitsluitsel over deze ‘verdwijningen’ . Omdat een gesprek werd geweigerd gingen zij maar rondjes lopen over het plein. Rondjes van stil protest, wanhopig aandacht vragend voor het lot van hun naasten. Dertig jaar hebben zij dit volgehouden.
Als wij op dit plein zijn, zijn zij er ook, deze ‘Dwaze Moeders’. We lopen zwijgend een rondje mee met deze wereldberoemde maar wanhopige vrouwen (dat doen meer mensen). Sting heeft er een mooi lied over geschreven, They dance alone. Het plein is overigens toneel van veel meer protesten, waarvan wij er enkele meemaken. Protesteren is in Argentinie dagelijkse kost. We maken een rondrit door de stad en bezoeken de wijken Palermo en Recoleta. En de wijk La Boca, met de kleurige huizen die door Italiaanse immigranten (havenarbeiders) zijn geverfd. Het is vandaag de dag een echte toeristische hotspot. In de wijk ook het stadion van voetbalclub Boca Juniors, waar Diego Maradona voetbalde. Zijn portret komen we dan ook regelmatig tegen.
De dagen vliegen voorbij in deze hete stad. We vliegen de 14 uur terug naar Amsterdam en kijken terug op een absoluut waanzinnig mooie reis.