U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

De wereld op de foto

 

Reizen van Lione en Rene Kolsteren

 

 

Maleisië    Januari/februari 2005
Voor foto's van deze reis ga naar: renelione.magix.net

Het had Thailand moeten worden, maar het werd door een bizarre speling van het lot Maleisië. Hoewel Maleisië dus niet onze eerste keuze was, hadden wij er achteraf geen spijt van. Maleisië is alleszins de moeite waard.
Het plan was om met de kerstdagen een relaxvakantie te boeken naar de Thaise Andamaneilanden: Phuket, Ko Phi Phi, Khao Lak, kortom de paradijselijke plekjes van Zuid-Thailand. Vlak vóór Kerstmis vertrekken en dan met de feestdagen in deze tropische oorden, lekker bijkomen. Er zijn van die momenten waarop je een ingeving krijgt, een niet beredeneerbare beslissing neemt, die later cruciale gevolgen blijkt te hebben. Het kwam ons eigenlijk beter uit om in januari te gaan, dat was wel iets langer wachten, maar wat in het vat zit….. En zo kwam het dat wij de kerstdagen gewoon in Nederland doorbrachten. Op Tweede kerstdag werden wij wakker en keken, de slaap nog uit de ogen wrijvend, naar CNN. Er was iets met een flood, een wave, maar wij dachten dat het om een oude documentaire ging. Langzaam drong de vreselijke werkelijkheid tot ons door. Het was 26 december 2004, een datum die velen nog in het geheugen staat gegrift: een allesvernietigende tsunami overspoelde grote delen van Zuidoost Azië. Na een tijdje de verschrikkelijke beelden gezien te hebben begon langzaam het besef door te dringen, dat ook de eilanden waar wij binnenkort naar toe zouden gaan zwaar getroffen waren. En nog veel later, kippenvel, beseften wij dat wij op 26 december in de ochtend eigenlijk, volgens het oorspronkelijke tourschema, op het strand van Khao Lak hadden gelegen, het strand waar 900 toeristen geen schijn van kans hadden. Wij hadden niet de illusie dat wij die kans wel gehad zouden hebben.… Wij waren die kerstdag behoorlijk van slag, vanwege het leed en de ellende die deze landen hadden getroffen en ook met een vreemde mengeling van blijdschap en verbijstering dat wij nog leefden. Het had vrijwel zeker anders kunnen lopen.
In de dagen erna hadden wij contact met onze touroperator. Thailand was voorlopig geen optie. En zo boekten wij onze reis om naar Maleisië. Wij kozen voor een combinatie Kuala Lumpur, Pangkor eiland aan de westkust en Sabah (Borneo) in Oost-Maleisië. Een lang intro voor een relatief korte reis. Maar wel een reis die achteraf in alle opzichten bijzonder goed bevallen is.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kuala Lumpur
Kuala Lumpur is een boomtown, de belichaming van de aspiraties die Maleisië heeft om een moderne industrienatie te worden. En dat lukt aardig. Maleisië, zeker delen van West-Maleisië is modern, goede wegen en een goede levensstandaard. Die voordelen gaan wel ten koste van het prachtige landschap. Hele delen bos verdwijnen voor de industrie en vooral voor de palmoliefabricage. De vooruitgang heeft zijn prijs. Er zijn uiteraard wel mooie, redelijk onaangetaste delen over. Maleisië heeft talloze bounty-eilandjes voor de kusten en hoewel ook Maleisisch Borneo te lijden heeft van verlies van natuur, is er nog redelijk wat van over. Het vliegveld van Kuala Lumpur, ook wel kortweg KL genoemd, is een modern vliegveld. Over 50 km mooie snelweg zoeven we naar het centrum van KL. De skyline is er een van “the sky is the limit”. De vooruitgang is hier goed te zien: de ene na de andere wolkenkrabber staat er, en er wordt ongelooflijk veel nog gebouwd. KL is een bedrijvige en drukke stad. Maar gelukkig is hier ook nog het nodige aan traditie. Traditie en moderne tijden gaan hier hand in hand. KL is vooral ook een multiculturele stad. De drie grote bevolkingsgroepen, Maleiers, Chinezen en Indiërs leven hier samen in betrekkelijke rust en harmonie, hoewel er in het verleden wel raciale onlusten geweest schijnen te zijn. Die mix maakt dat KL ook een gevarieerde en levendige stad is met Maleise, Indiase en Chinese buurten. De Maleiers zijn net iets in de meerderheid, en dat betekent dat Maleisië formeel een moslimland is.

                            


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ons hotel bevindt zich in de buurt van de Petronas Twin Towers, één van de bekendste attracties van KL. Met 452 meter behoren ze tot de hoogste torens ter wereld. Van verre zie je tussen de overige wolkenkrabbers deze Petronas al omhoog rijzen. Het is warm als we in ons hotel aankomen en het zwembad op het dakterras is dan ook welkom. We wandelen wat rond, naar de Petronas. We zitten in een zakenwijk, brede straten, hoge gebouwen. Het interessantere gedeelte ligt enkele kilometers westwaarts.
De volgende dag wandelen we door Kuala Lumpur. Een flinke wandeling, zo blijkt achteraf, want we vergissen ons toch wel in de grootte van het centrum van deze metropool. We beginnen bij het fraaie, in 1911 gebouwde, centraal station. Wat een grandeur, het heeft meer weg van een paleis dan van een station. Langs een drukke weg (hoe komen we hier aan de overkant???) lopen we richting China Town, Petaling Street en omgeving. Inderdaad onmiskenbaar Chinees. De Masjid Megara moskee, de staatsmoskee, Merdeka Square (wat een enorm plein!) en, bij de samenvloeiing van de rivieren Kelang en Gombak (waar KL is ontstaan) de Jame moskee. Dan de drukke Jelan Tua Perak over, naar Indiatown. Het is prettig wandelen hier, ondanks de hitte. Zo tegen de avond valt de bijna dagelijkse stortbui, die KL heel even afkoelt en de straten in kleine stromende riviertjes doet veranderen.

                           

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Een dag later gaan we naar het Kanching Rainforest Waterfall Park, zo’n 30 km van het centrum van KL. Bij de toeristen is dit nauwelijks bekend, die komen er eigenlijk niet, maar bij de locals is het een geliefd uitstapje vanuit de metropool Kuala Lumpur. De naam zegt het al: regenwoud en 7 schitterende watervallen, waarbij je beneden begint (eerste waterval) en na een aardige klim de zevende bereikt. Ook daarna kun je nog doorwandelen in de jungle. De trail is weliswaar klimmen, maar er is een stenen pad, het wandelt dus vrij comfortabel. In de weekenden is dit, zoals gezegd, het recreatiepark voor de stadsbewoners, maar juist tussen de locals is het leuk. Door de week is het rustig en aangenaam wandelen. We zien wat locals, kinderen vooral die onderaan de waterval genieten van het water. Dit park houdt het midden tussen een stadspark en jungle, maar verder naar boven wordt het ongerepter. Er zijn méér van deze stadsparken/jungles in KL. In de middag gaan we weer richting de stad. We shoppen in het shoppingcenter onder de Petronas. Het is uitermate modern en luxe winkelen hier. Achter het shoppingcentre is een mooi stadspark. Vooral tegen de avond komen hier veel locals. De sfeer is goed. We eten heerlijk in een Japans restaurant, op de derde (of was het nu de tweede of vierde?) verdieping. Een aanrader!!


                           


 
 
 
 
 
 
 
 
Pangkor eiland
Het wordt tijd voor onze tweede bestemming in dit land: Pangkor eiland vóór de westkust van Maleisië. Hoewel Pangkor in opkomst is als toeristische bestemming, is het er nog relatief rustig en overzichtelijk. Een groot deel van het kleine eiland wordt gevormd door Pangkor Hill, een “berg” van 1200 meter hoog. Op de flanken en de toppen van de berg vind je tropische jungle. Om de berg heen loopt een doorgaande weg die een cirkel over het eiland beschrijft. Aan de randen van het eiland zijn enkele pareltjes van stranden. Aan één van die stranden, in het noorden van het eiland, ligt ons volgende hotel voor een aantal dagen, het Pangkor Island Beach Resort. Vanaf KL rijden we, alweer over bijzonder goede wegen, in 3 uur tijd naar de kustplaats Lumut. Daar nemen we de ferry, die ons in 20 minuten overvaart naar Pangkor. Van daar is het nog een kleine kilometer naar het resort. Hoewel het resort wat grootschalig is heeft het ook een aantrekkelijke kant. Het ligt aan een schitterende privébaai van 1 km lang. Onze kamer kijkt op deze baai uit. Het is hier vrij rustig en de sfeer is relaxed. Het wordt een dag of vier heerlijk uitrusten aan dit fraaie strand, gelegen aan dezelfde zee die enkele weken geleden nog zoveel ellende heeft veroorzaakt (op Pangkor, zo hebben we ons laten vertellen, viel het overigens mee).

                            

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Zoals gezegd: het eiland is klein, zo’n 15 km in de lengte en 10 km in de breedte. We maken een rondje over het eiland en zien in één dag de belangrijkste en leukste plekken van het eiland: Pangkor dorp, een rustig stadje, met een Indiase tempel en een Chinese tempel (Lin Yi Kong). Hier heeft men in miniatuur de Chinese muur nagebouwd. Even verderop ligt Kota Belanda, het fort Teluk Gedung. Gebouwd door, inderdaad, de Hollanders (dit is niet het eerste Hollandse fort dat wij in den vreemde zien!). Nijver volkje, die Hollanders, maar het was ze natuurlijk vooral te doen om de controle over de handel in de regio, in dit geval: tin. Het fort is gerestaureerd en hoewel Maleisiërs ons aanspreken en denken wij dit wel interessant zouden vinden (en er trots op zouden zijn), doet het ons eerlijk gezegd niets. Een boottochtje langs een deel van het eiland om de zuidpunt heen naar het westen. Hier ligt Pangkor Laut, een satellieteilandje van Pangkor. Op het eilandje een zeer luxe resort. Grote sterren logeren hier, zo wordt ons verteld. Pavarotti kwam hier ieder jaar, en zo worden meer namen genoemd die ik weer ben vergeten :-). De dagen erna verlopen heerlijk kalm. Het is goed toeven aan ons baaitje, de jungle komt hier vanaf de omringende heuvels bijna de zee in. We zien veel neushoornvogels, voor het eerst dat we ze in levenden lijve zien. Later in Afrika zien we ze ook veel, uiteraard een ander soort. Ze zijn niet schuw en laten zich gemakkelijk van dichtbij fotograferen. Het zijn wonderlijke vogels om te zien…

                             

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kota Kinabalu
Het is 3 uur vliegen naar Kota Kinabalu, de hoofdstad van Sabah, één van de twee deelstaten van Maleisisch Borneo. De stad werd in WO II door de Japanners met de grond gelijk gemaakt, maar snel weer herbouwd. Dit maakt dat KK niet veel historische gebouwen heeft. Het oogt als een wat saaie provinciestad met even saaie bebouwing, maar wel mooi gelegen met de 4100 m hoge Mout Kinabalu op de achtergrond, en aan de andere kant de Zuid Chinese zee. We hebben ook hier weer een uitstekend hotel. Onze kamer ligt op de 10e verdieping. Normaal gezien is dat geen interessante informatie, maar we worden ons hiervan bewust als we de volgende dag in de krant lezen dat er een tsunami-alarm is geweest. Bij de Filippijnen was een aardbeving en in de vrees dat de Zuid Chinese zee de stad zou overspoelen zijn veel inwoners in paniek de bergen in gevlucht. Tja, dan zit je op de 10e betrekkelijk veilig… We bezoeken een bird sanctuary, een wildpark waar veel vogels zouden moeten zitten, aan de rand van de stad. Weinig vogels gezien, maar het is er mooi wandelen.

                        

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ook in KK vinden we een Japanner, louter toeval! Deze is zo mogelijk nog beter dan die in KL! De stad zelf is niet erg interessant, we wandelen wat rond, maar we missen de drukte en gezelligheid. Een beetje stil is het ’s avonds en we nemen voor de zekerheid maar een taxi terug.
De volgende dag hebben we ingeruimd voor het Tunku Abdul Rachman National Park. Een park met zo’n welluidende naam moet wel mooi zijn, en dat is het zeker. Voor de kust van KK liggen vijf kleine bounty-eilandjes met weelderige bossen, mangroves en fraaie zandstranden. De onderwaterwereld is prachtig en ook erg beroemd. Voor duikers en snorkelaars is dit een hot spot. De eilandjes werden gelukkig tot national park verklaard. Vanaf de haven van KK (aan de westkant van het centrum) brengen bootjes je er, voor een klein bedrag, in een half uurtje heen. Wij kozen voor Sapi, een eiland waar het wat drukker is en met de nodige faciliteiten (toiletten, restaurant).
 
 
 
 
 
 
 
 
 
In drie kwartier wandel je om het eiland heen. Aan het strand is het goed toeven en de onderwaterwereld is weliswaar mooi, maar voor de echte mooie onderwaterplekken moet je naar één van de andere eilanden. We eten onze lunch, vlak achter het strand, maar we worden daarbij nauwlettend in de gaten gehouden door varanen en makaken. De varanen zijn jongens om rekening mee te houden. Ze zijn ook niet van de kleinste soort: ze meten tot anderhalve, soms twee meter. Hoewel het ze om jouw eten te doen is, kunnen ze onverwacht fel uitvallen. Datzelfde geldt voor de makaken (apen). Tevreden kijken we ’s avonds op deze ontspannende dag terug.


                              

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Sukau Rainforest
Een uurtje vliegen over het fraaie Borneose landschap in de vroege morgen brengt ons in Sandakan, aan de oostkust van Borneo. Ook deze stad met 120.000 inwoners is na WO II in snel tempo weer opgebouwd. Op 22 km afstand van Sandakan bevindt zich het Sepilok Orang Oetan Wildlife centrum. Hier worden gevonden weesjes getraind om alleen te kunnen overleven in de wildernis. Dat duurt gemiddeld 5 tot 7 jaar. Aan het einde van deze periode wordt de orangs geleerd steeds verder van het centrum af in het oerwoud te leven. Dagelijks kunnen ze, op vaste tijden, nog eten krijgen in het centrum. Soms doen ze dat, soms ook niet. Het is dus afwachten of je ze te zien krijgt. Wij zien er nogal wat. Een hele groep kan de verleiding van lekker eten niet weerstaan en komt uit het bos tevoorschijn. Het is ontroerend om, voor het eerst, de orangs in het “wild” te zien. Deze soort wordt ernstig bedreigd, en het centrum verricht, ondanks het dierentuinachtige karakter van het voederen, goed werk. 


                          
Terug naar Sandakan, waar we inschepen op ons bootje, die ons over de Kinabatangarivier wat dieper de Borneose jungle in zal brengen. De tocht duurt 3 uur, wat ons de gelegenheid geeft om dit prachtige landschap aan weerszijden van de rivier goed in ons op te nemen. Het verveelt geen moment. Ons einddoel is de Sukau Rainforest Lodge, nabij het plaatsje Sukau. Het blijkt, althans voor ons, een schot in de roos. Het is een schitterend tussen de rivier en de jungle gelegen kleinschalig resort. Er zijn ongeveer 20, niet al te luxe, huisjes. Het resort doet er van alles aan om de gasten vermaak te bieden. Er is een fraai terras aan de rivier, waar ook gegeten kan worden, er zijn boardwalks aangelegd van enkele honderden meters lang waarover je een stukje door de jungle kunt lopen, er worden regelmatig boottochtjes en wandelingen gedaan en vooral is er, in ons geval Big John. Big John heet natuurlijk anders, zijn echte naam kennen wij niet. Het is een fors gebouwde boomlange Chinees. Als we bij binnenkomst vragen of we gebruik mogen maken van zijn computer, vindt hij dit goed en zien we dat hij in een chatbox zit, ingelogd onder de naam Big John. Vanaf dat moment noemen wij hem Big John. Big John is onvermoeibaar in zijn zorg over ons. Bij binnenkomst legt hij ons de spelregels uit: als hij op de gong slaat, moeten wij uit onze kamers komen want dan heeft hij versnaperingen voor ons. Achteraf blijkt dat John onvermoeibaar op de gong slaat. We zitten nog niet in onze kamers als de gong weer gaat en er weer thee, zoetigheid, koekjes, eten, eten of eten is. En dat blijft die dagen zo. Wat meteen de naam Big John verklaart……..

                         
We krijgen van alles voorgeschoteld. Een begeleide wandeling over de boardwalks, waarbij met liefde verteld wordt over planten en dieren. De boardwalk kent halverwege een onderbreking. Hier moest ruim baan gemaakt worden voor een olifantenoversteekplaats. De olifanten kiezen altijd hetzelfde pad en op hun weg vonden zij de boardwalk maar een hinderlijk obstakel. Dat werd dus zonder pardon gesloopt, keer op keer, en uiteindelijk heeft men ervoor gekozen de olifanten geen strobreed in de weg meer te leggen. De boardwalk werd enkele meters onderbroken. Er staat een waarschuwing vlak vóór het oversteken: geef voorrang aan de olifant. Hadden wij maar voorrang kunnen geven, wij hebben ze niet gezien! Het gaat om een bijzondere soort: de Borneo pygmee olifant, een klein soort dat hier pas onlangs is ontdekt.
 
 
 
 
 
 
 
We maken ’s morgens vroeg en in de namiddag boottochtjes over de rivier en spotten heel wat vogels, maar vooral de apen waarvoor we onder andere gekomen zijn: de neusapen. Deze apensoort die alleen in Borneo voorkomt (ook op het Indonesische deel van het eiland) valt op door zijn enorme neus. Ook wel “dutch monkey” genoemd. Dit dateert van de tijd dat de Nederlanders hier aanwezig waren en blijkbaar viel de grote rode neus van de Nederlanders (van de zon, of van de drank??) de locals op en de vergelijking met de neusapen was dus snel gemaakt. We zien hele families in de bomen en het is boeiend om dit familieleven gade te slaan. Tot onze grote verrassing, want we hadden gedacht dat we ze alleen maar in de opvang zouden zien, zien we ook (volwassen) orang oetans. Het landschap, de jungle, het geeft ons een heerlijk “ver van de gewone wereld”-gevoel. We wandelen in het dorp (huizen op palen vanwege het natte klimaat en vooral ook vanwege ongedierte en slangen). We zitten op de steiger en kijken uit over de rivier.  Er zijn, behalve wij, nog maar twee andere gasten. Lekker rustig. Het nadeel is dat we niet gemakkelijk onder de gongs van Big John uit kunnen…..
                            

En we maken junglewandelingen. Zompen en drassen zijn werkwoorden die ik voor deze gelegenheid heb uitgevonden. De grond is doorweekt, het is een modderige klamme bedoening en dat maakt de wandeling relatief zwaar. Maar wat een mooie ervaring. We krijgen uitleg over allerlei kruipend en vliegend gespuis en over de planten die hier groeien. (Raak nooit zo maar een plant aan in de jungle, als je hem niet kent!!). René heeft moeite om soms de steile gladde hellingen te nemen. Als hij ergens beneden aan de helling staat en Lione nog boven is, slaakt zij ineens een kreet: bloedzuigers!! Stil hangen zij aan een tak, klaar voor de aanval als die domme toerist langs wandelt. Onze benen zijn hermetisch door onze lange broekspijpen afgegrendeld, hetzelfde geldt voor onze armen en nek. Toch vinden zij altijd een gaatje om zich te goed te doen aan het heerlijke menselijke bloed. En dat lukt een aantal van hen ook.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Wij kunnen het verblijf hier zeker aanraden. Een verblijf in dit gebied bij families (home-stays) is tegenwoordig trouwens ook mogelijk. Het is geen extreme jungle-ervaring, maar meer een milde, een kennismaking met het oerwoud van Borneo en haar bewoners, een relaxte en exotische omgeving. En dan komt ook hier weer een einde aan. We varen terug naar Sandakan. Het begint hard te regenen en drie uur zonder schuilmogelijkheid in wat een snel varende grote kano genoemd mag worden, is geen echt pretje: we worden doornat en ijskoud. In Sandakan houdt de regen op. We bezoeken het waterdorp Kampong Buli Simsim, een wijk waar moslims wonen in op palen boven de zee gebouwde huizen. Dan is ook deze reis weer aan zijn einde gekomen. Een aantal vluchten (Sandakan-KK, KK-KL, KL-Amsterdam, totaal 17 uur vliegen, wachttijden niet meegerekend) resteren nog. Het was een bliksembezoek en op de verschillende plaatsen hadden we ook langer willen blijven en meer willen zien. Wij kunnen Maleisië aanraden: een land dat veel te bieden heeft, gemakkelijk bereisbaar is en met een over het algemeen relaxte en veilige sfeer.