U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

De wereld op de foto

 

Reizen van Lione en Rene Kolsteren

 

 

KENIA, TANZANIA, ZANZIBAR

 

In augustus 2005 zijn we vier weken naar Oost-Afrika geweest, Kenia en Tanzania. Naar deze landen ga je vooral om de safari’s, het spotten van wildlife. Wat dat betreft zul je niet teleurgesteld worden. Kenia en Tanzania hebben prachtige landschappen: veelal uitgestrekte, nog onbedorven vlaktes met een grote hoeveelheid wild. Ook voor ons was dit de reden om naar deze landen te gaan.

Dit keer geen uitgebreid verslag, want eerlijk gezegd, wat je tijdens een reis naar deze landen doet, is op zoek gaan naar wildlife, en er valt niet echt uitvoerig en veel te vertellen over welke dieren je waar en wanneer tegen komt. Wat dat betreft laten we dit keer de foto’s spreken. We hebben hier ook twee verhalen opgenomen uit ons boek ‘ Deining aan de Irrawaddy’.

 

 

                                 

 

                         

Een korte impressie. We zijn van Amsterdam naar Nairobi gevlogen. Vanuit Nairobi, geen echt interessante stad met in het centrum wat hoogbouw en verder uitgestrekte arme wijken, zijn we eerst noordwaarts naar Lake Naikuru gereden. Een mooi meer in het gelijknamige nationale park, dat vooral bekend is om zijn enorme populatie flamingo’s. Het moeten er honderdduizenden zijn. Zover het oog kan zien, zien wij een lange lint roze flamingo’s in het meer. We rijden een rondje om het meer, en stappen even de oevers op, waar vooral de mariboes opvallen: een soort ooievaar, maar dan beslist de lelijkere variant. Je moet nog oppassen voor ze ook. We zien er verder zebra’s, neushoorns en giraffen.

 

                                      

 

                            

 

                      

Via Nairobi rijden we naar het zuiden. Tegen de grens met Tanzania ligt het Masa Maraipark, een uitgestrekt park. Hier zien we vooral veel leeuwen. Rijden over de uitgestrekte vlakte is een mooie ervaring. Het land is heuvelachtig, met de overheersende kleuren rood en geel, afgewisseld met groene struiken en bomen. De jaarlijkse trek van de gnoes en zebra’s begint op gang te komen. Onafzienbare kuddes, waar we langs en tussendoor rijden.

 

                     

Bij het park slapen we in het Sarova Mara Camp, in een tent. Voor onze tent lopen olifanten op een afstandje langs en onze buren beweren de volgende dag dat er ‘s nachts zelfs een luipaard langs onze tenten is gelopen. In de buurt brengen we een bezoek aan een Masai-dorp. De Masai is een nomadenstam, die tijdelijk daar woont waar het voor het vee het meest gunstig is. De hutten zijn eenvoudig; dat moet ook want ze moeten snel en gemakkelijk aft e breken en op te bouwen zijn. De Masai zijn vriendelijk en we mogen overal lopen en kijken en fotograferen. Uiteraard is dit een toeristisch uitstapje. Je betaalt er voor, maar dit is wel de enige manier om kennis te maken met de Masai.

 

                                   

 

                           

We rijden weer terug naar Nairobi en vandaar uit de volgende dag met de lijnbus naar het zuiden, naar Arusha in Tanzania. Een rit van slechts drie uur. Arusha is met recht de safari-hoofstad. Alles in deze snel groeiende stad heeft hier met safari en toerisme te maken. Van Arushu rijden we langs het verrassend groene en heuvelachtige Manyara Park richting de grote parken: Serengeti  en Ngorongoro. Daarover schrijven we in het verhaal dat hierna is opgenomen. We slapen o.a. in de Sopa Lodge, gelegen op de rand van de krater Ngorongoro. Luxe en mooi, en vanuit onze kamer kijken we door een zeer grote glazen wand over de Ngorongoro

 

                                       

                              

 

                         

 

                          



                               

 

                                    


Via Arusha rijden we naar het zuidoosten, naar Tarangire National Park, een klein(er) park, maar beslist de moeite waard. Terug in Arusha logeren we een paar dagen in The Coffee Lodge, alweer een prachtige lodge, die op een koffieplantage ligt. We bezoeken Arusha National Park, een klein maar mooi park dat we kunnen aanraden.

                                 

 

                               

 

                            

 

                            

 

Van Arusha vliegen we tenslotte in een half uur naar Zanzibar. Hier verblijven we een week aan de azuurblauwe zee in het oosten. Heerlijk ontspannen en nog wat korte tripjes naar Stonetown en het zuiden van het eiland. Een relaxt eiland, dat grotendeels uit plantages bestaat en met vooral in het oosten schitterende stranden.

Een safarireis is niet goedkoop. Eigenlijk wordt het alleen maar duurder, omdat de betreffende landen enerzijds de grote toestroom van toeristen proberen in te dammen, maar anderzijds de inkomsten niet kunnen missen. De prijzen gaan dan ook steeds meer omhoog. Aan de andere kant: als je een onvergetelijke wildlife-ervaring wilt, zijn Kenia en Tanzania bij uitstek de geschikte landen hiervoor.

                                    

                                   
        

                                   

    

 

                                     

 

                                                      

 

                                    
                          

 

 

Twee reisverhalen over deze bestemming

Another day in paradise
“You go with him”. We hebben zojuist betaald aan het loket voor een (verplichte) gids. De kaartjesman knikt in de richting van een bijna als militair geklede, ongeïnteresseerd rondhangende man even verderop.“We go with you” zeggen we tegen de gids die ons is toegewezen. Hetzelfde woordgebruik moet de communicatie gemakkelijker maken, vinden we. Maar onze gids is vooralsnog niet erg communicatief. Zwijgend pakt hij zijn geweer en begint te lopen. In Arusha hebben we een chauffeur voor vandaag geregeld, die ons door het Arusha Nationale Park zal rijden. Tegen de middag komen we aan bij een plek, waar begeleide wandelingen mogelijk zijn.
Zwijgend lopen we door de savanne. Met een Afrikaanse soldaat op stap, het is niet iets dat in onze top tien staat van dingen die we ooit in ons leven nog eens zouden willen meemaken. Maar dit is een gids en het geweer gaat niet voor niets mee. Het moet ons een betrekkelijk veilig gevoel geven. “Did you ever have to use this gun?”, vragen we om de stilte te doorbreken. “Sometimes”. En daar blijft het bij. Het geeft toch wel een spannend gevoel. Want wat zouden we tegenkomen en zou hij werkelijk schieten als het niet anders kon? En vooral….wannéér kon het niet anders? Als we al in de klauwen of de hoorns van een dier vastzaten?
Maar onze gedachten zijn alweer bij het landschap en onze ogen spieden in het rond. Giraffes, daar heb je niet zoveel van te vrezen, en van klein wild of bavianen ook niet. Maar de buffels…. Het moet het gevaarlijkste en meest dodelijke dier zijn. Buffels staan niet echt bekend om hun blijmoedige humeur, integendeel. Stiekem hopen we dat we ze tegenkomen. “Do we get to see the buffaloes” vraag ik. “Sometimes”.  Misschien is het wel het enige woord Engels dat hij kent, denken we. Sometimes. Het wekt niet al te veel verwachtingen, en het stelt ook niet al te veel teleur. Een mooi compromis om de klant tevreden te houden.
En dan krijgen we ze in het vizier. Een grote groep giraffen, ver weg nog. We versnellen onze pas. En even later is daar het grootse gevoel.  Op nog geen paar meter van ons vandaan staat een flink exemplaar. We kijken letterlijk tegen hem op. We staan stil en houden onze ogen gericht op deze reus. Die geeft er nauwelijks blijk dat onze aanwezigheid hem iets doet. Hij ziet ons wel, maar blijft rustig staan. Gelukkig. Want snel wegrennende giraffen willen we niet. Aan de andere kant staan er nog meer. En ineens lopen we midden tussen de groep. We zijn omringd. Het is een geweldige gewaarwording. Dit is niet het Emmer Dierenpark, maar dit is zoals het bedoeld is. Giraffen in vrijheid, in hun eigen natuurlijke leefgebied, en wij komen ze op een wandeling gewoon tegen. Ik voel me rijk. Hiervoor ga je naar Afrika. We blijven een tijd staan kijken en lopen uiterst langzaam.
De giraffen blijven rustig doorgaan met wat ze altijd doen: rondkijken en blaadjes van de bomen eten. We staan vlak bij een jong, op nog geen drie meter afstand. Het kijkt ons nieuwsgierig aan. De giraffen zijn imposant, zeker op zo’n korte afstand. Gelukkig zijn het vriendelijke dieren, want je zou nergens zijn als ze boos zouden worden. Eigenlijk willen we hier niet weg, maar onze gids geeft signalen af dat hij meer heeft te doen vandaag en we wandelen verder. Nog een paar maal kijken we achterom om nog heel even dit bijzondere gevoel vast te houden. Dan worden het stipjes aan de horizon. De giraffen verdwijnen en ons magische moment verdwijnt met ze mee.
De wandeling levert verder niet zo veel wild meer op. Wat antilopen. Geen buffels. Wel sporen van buffels. Na deze wandeling toeren we de rest van de dag door het park. Nog meer giraffen, maar het is toch anders vanuit de auto. Bavianen en andere apen. Een mooi meertje met de nodige flamingo’s. Tegen de avond rijden we terug naar ons resort, even buiten Arusha. Onze chauffeur stopt. “Two hundred dollar” zegt hij. Ook al een man van weinig woorden. Dit is niet de bedoeling, dit gaat niet door, denk ik. En ik zeg het ook. Honderd dollar was afgesproken, en dat is nog aan de ruime kant. De man blijft er echter bij dat hij twee honderd dollar wil hebben. Lione stapt uit. Hier heeft zij geen zin in. De dag was leuk en het moet leuk eindigen. “Hij zoekt het maar uit, ik ga naar onze lodge” zegt ze. En resoluut als zo vaak voegt ze de daad bij het woord. Daar zit ik dan, de man in huis die dit klusje mag regelen.
Heel even denk ik dat dit toch typisch Afrikaans is. Aan klantenbinding doen ze niet. Een boze klant of erger nog: morgen géén klanten, omdat ik slechte reclame ga maken voor hem, het zal hem worst zijn. Vandaag binnenhalen wat kan. Morgen bestaat pas weer als morgen vandaag is. Nadenken over consequenties op de wat langere dan de heel korte termijn komt hier niet zoveel voor.
Ik besef dat verder praten geen zin heeft. Ik ben meestal niet streng maar wel rechtvaardig. Vandaag moest ik maar eens streng en niet rechtvaardig zijn. Ik zet mijzelf in een positie waarin ik snel de auto uit kan. “One hundred dollars and not one dollar more”, zeg ik in waarschijnlijk niet correct Engels. Maar niet correct zijn is op dit moment hoe dan ook de beste houding. Ik spring verrassend soepel en snel de auto uit. Naar de fooi kan hij fluiten. Boos been ik weg. Het zal me een zorg zijn of hij me achterna komt. Maar hij is al weg gereden. Als ik na een paar minuten bij ons huisje aankom verdwijnt mijn boosheid snel. Lione is haar buit aan foto’s van vandaag aan het bekijken. Het open haardvuur is al aangestoken en de pils ligt koud. Het was weer een mooie dag vandaag…….
                                                             
                                                    
                                                          
Paradise by the broad daylight
In Nairobi nemen we de lijnbus naar Arusha. Na de gebruikelijke hectiek van een Afrikaans busstation te hebben overleefd, bemachtigen we een mooi plaatsje voorin. Na twee uur rijden bereiken we de grens. Het gebruikelijke programma wordt hier afgedraaid. Lopen naar de grenspost, dringen, duwen, zwaaien met je papieren, nog eens dringen. Nors bekijkt de dienstdoende ambtenaar de papieren en paspoorten, stempelt ze af alsof hij zijn laatste krachten moet inzetten en schuift alles ongeïnteresseerd van zich af. Naar buiten, stukje niemandsland, weer een kantoortje in. Een half uur later lopen we naar de bus die verderop klaar staat.
Als we instappen zien we tot onze verbazing dat onze zitplaatsen al zijn ingenomen door een dame. Pontificaal heeft zij zich genesteld tussen onze tassen. Dat vinden wij toch wel het toppunt van lef. Als je graag voorin wilt zitten, kun je dat ook vragen. Van stiekem gedoe houden wij niet! Wij maken dit aanvankelijk vriendelijk duidelijk, maar de Spaanse dame geeft geen krimp. We zetten een andere passagiere in, die tolkt; wij schakelen de chauffeur in die de señora te kennen geeft dat these people recht hebben op these seats. Het mag allemaal niet baten. De dame is geenszins van plan de zojuist door haar ingenomen vesting zo maar op te geven. Ze kijkt met een arrogante blik strak voor zich uit. Ik vind het genoeg zo. Ik besluit, net als in de Tachtigjarige Oorlog, grof geschut tegen Spanje in te zetten in de vaste overtuiging het fort weer snel te heroveren.
“Als je nu niet héél snel ……, dan zal ik…..”. In het Nederlands. De wetenschap dat zij het niet letterlijk zal verstaan maakt deze uitbarsting voor mij iets gemakkelijker. Ik wist niet dat ik zo dreigend kon zijn. Het heeft direct effect. De dame haast zich geschrokken naar achteren en even later zijn we dan eindelijk op weg naar Arusha. Arusha, safarihoofdstad van Tanzania. Een boomtown, sinds het zich het centrum van alle safariminnende toeristen mag noemen. Een rommelige, gezellige en bruisende Afrikaanse stad waar we niet lang blijven. We komen hier nog terug, maar eerst wachten de parken op ons.
In onze jeep gaan we op weg naar het westen. Na Arusha wordt het weer rustig op de weg, weinig mensen te zien, een mooi en leeg, typisch Afrikaans landschap. Lake Manyara is een prachtig meer, waar de weg omhoog gaat en we door een bijna tropisch woud rijden. Het is hier weelderig en uitbundig groen. Het verrast me; we zijn in Kenia of Tanzania nog geen echt bos tegengekomen. Niet lang daarna bereiken we op 2200 meter de rand van de Ngorongorokrater. De bodem van de krater ligt zo’n 600 meter lager. We hebben een spectaculair uitzicht op de hele krater, die een doorsnee van zo’n vijftien kilometer heeft. Het is de droge tijd en het zoutmeer in het midden van de krater is opgedroogd, een wit uitgeslagen grote vlek in een geel/bruinachtige vlakte. Het is heiig maar de overkant is nog te zien.
In dit kleine stukje paradijs moet zich een enorme concentratie aan wildlife bevinden. Als er ooit een paradijs is geweest, dan moet het hier geweest zijn. Zo moet het bedoeld zijn. Er komt een Masaiherder met zijn kudde naar boven. Als hij bijna boven is, is dit een mooi fotomoment, vind ik en ik sta al in de aanslag. Hijgend en zwoegend bereikt hij de top, snel afdrukken, want deze man kijkt niet blij. Later hoor ik dat de meeste herders met kuddes hier hebben moeten verdwijnen, de toeristen zijn met hun inkomsten blijkbaar belangrijker. Ze betwisten nog altijd het recht om hier te mogen weiden. Ik begrijp wel dat de man niet blij is alweer tegenover zo’n knippende toerist te staan.
Andere Masai omarmen het toerisme wel. De volgende dag is onze Masaichauffeur tegen een extra vergoeding bereid om de illegale afdaling, de krater in, te maken. Met een noodgang scheurt hij bijna loodrecht naar beneden over kleine steile paadjes. Een ware sensatie, en ja, ik weet het: dit is volstrekt “not done”. Natuurlijk begrijpen we dat je de officiële toegangsroute moet nemen om de natuur te sparen, maar voor een keertje…. Als kinderen in de achtbaan joelen we onze kreten de krater in.
We rijden kriskras door de krater en zien zebra’s, antilopen, struisvogels, hyena’s. We genieten van dit landschap en misschien nog meer van het feit dat we hier in ’s werelds beroemdste krater rondrijden.  Dan spotten we twee leeuwen, een vrouwtje en een mannetje. Het is mating season, wat tot grote stress voor beiden leidt. Er moeten veel pogingen worden ondernomen om de kans op succes (nakomelingen) te vergroten. Overtime dus….. We hoeven niet lang op de volgende poging te wachten. Meneer heeft er weinig tijd voor over, binnen no time heeft hij zonder enig spoor van interesse zijn kunstje volbracht, mevrouw gromt en valt naar hem uit en beiden blijven uitgeput liggen. Zo gaat dat tientallen keren per dag, een ware uitputtingsslag voor beiden.
Aan de oever van een meertje zitten wij in het gras en beginnen wij aan ons lunchpakketje. Niet ver van ons vandaan, in het water, liggen nijlpaarden bijna roerloos in de middagzon. Aanvankelijk eet ik wat sneller, alsof ze plotseling uit het water op me zouden kunnen afstormen . Het gevaar komt echter niet van voren, maar van boven blijkt even later. Een zwarte wouw zet een luchtaanval in op de lunch van mijn buren.
Als we tegen het vallen van de avond in onze lodge voor het grote raam - met uitzicht op de krater - zitten, bedenk ik me dat ik een nacht in dit paradijsje mogelijk niet zou overleven. De mens is veranderd, wij trekken ons terug in veilige forten, zodra het donker wordt. Hier buiten in het veld slapen is geen optie. Ik zie niet ver van mij vandaan silhouetten van olifanten scharrelen. Wat mij betreft mogen ze dichterbij komen. Tevreden schenk ik mijn glas nog eens vol. Paradise by the evening light……