U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

De wereld op de foto

 

Reizen van Lione en Rene Kolsteren

 

 

Voor foto's van deze reis: renelione.magix.net

 
                                 
 
 
                  
 
                                
INDONESIE    29 april - 1 juni 2007

Indonesië, een eilandenrijk dat ruim 17.000 eilanden omvat, maar liefst 250 miljoen inwoners heeft en wat oppervlakte betreft 60 keer zo groot als Nederland is. Je zou hier wel tien lange reizen naar toe kunnen maken en je op de tiende reis nog steeds niet vervelen, zo gevarieerd en boeiend is dit land. Wij hebben gekozen voor een haast klassieke route, de meest afgelegde route ook door reizigers, Sumatra-Java-Bali-Lombok.
We beginnen in Medan, een grote stad in het noorden van Sumatra. We landen hier na een korte vlucht uit Singapore, waar we twee dagen zijn geweest. In Medan bezoeken we het paleis van de sultans van Deli en de Mesjid Raya, de Grote Moskee. Het is op beide plaatsen opvallend rustig, geen toerist gezien. Iets dat ons op Sumatra vaker opvalt. Maar ons eerste echte reisdoel ligt op zo’n drie uur reizen van Medan: het nationale park Gunung Leuser, waar bij Bohorok het opvangcentrum voor de ernstig bedreigde orang oetans is gevestigd. Na een kort verblijf in Medan reizen we snel verder naar Bohorok, over een erg slechte weg. We rijden voornamelijk langs oneindige palmolieplantages. Het plaatsje Bukit Lawang is op 2 november 2003 voor een groot deel weggevaagd door een modderstroom, 400 huizen en 35 hotels verwoest, en er waren 239 doden te betreuren. Onze eco lodge is gespaard gebleven. We moeten over een geïmproviseerde houten hangbrug (wiebelen!!) over een woest stromende rivier om bij ons huisje te komen.
 
 
                                

               
De volgende ochtend willen we meteen doen, waarvoor we hier eigenlijk zijn gekomen: de orang oetans ontmoeten. Er worden officiële tourtjes aangeboden, maar die gaan meestal naar een voederplatform en daar ben je bepaald niet alleen. Bovendien lijkt het ons dan meer een dierentuinact te zijn. In onze lodge leggen we dit probleem voor, we willen op eigen houtje het bos in om de orangs ‘ in het wild’ te zien. Via via wordt voor ons een ‘ gids’ geregeld, een local die het bos goed kent. We glibberen en klauteren in de vochtige hitte eerst steil omhoog, dan lopen we over een soort ‘hoogvlakte’ en gaan het bos in. Het duurt tot onze verbazing niet lang voordat we ineens oog in oog met twee orang oetans staan. Wat een geweldige ervaring. Uiteindelijk hebben we er zo'n zes gezien, waaronder het grote mannetje, op slechts een of twee meter afstand!! (Hier werden we wel voor gewaarschuwd, want hoewel ze gewend zijn aan mensen kunnen ze behoorlijk onberekenbaar en gevaarlijk zijn; en dit mannetje was bepaald imposant). Lione presteert het om een orang oetan, die boven haar aan een tak hangt, een banaan in de mond te proppen. Het gaat allemaal goed en we genieten van deze dieren in hun natuurlijke omgeving. De rest van onze tijd hier genieten we van de omgeving, van het kleine dorpje en onze lodge.

                                                                                                        
                  
       
 
                  
 
We hebben, heel luxe - maar het kost bijna niets extra, een chauffeur en een gids, die met ons meereizen over Sumatra. De tweede etappe voert naar het koele bergplaatsje Berastagi, waar we een nacht slapen, en vervolgens naar het Tobameer. De natuur is hier mooi, de wegen bijzonder slecht. Erg veel kilometers maak je hier dan ook niet op een dag. Bij het Tobameer varen we met de ferry naar het eiland Samosir. De natuur is hier weelderig en tropisch. Op de ferry een hoop gezelligheid, kinderen beginnen spontaan liedjes voor ons te zingen. Het klinkt verrassend goed! De Sumatranen zijn erg aardig en vriendelijk.
Onze lodge ligt mooi aan de oever van het meer. Hier heerst rust. Tuk Tuk is maar een klein dorpje. De volgende dag touren we over het eiland Samosir. Een weelderig groen eiland, waar de rust heerst. We komen in kleine Batakdorpjes, met die typische fraaie Batak huizen met hun houten puntdaken, en bij en tussen de huizen zijn veel graven (vaak zijn deze bouwsels nog mooier dan de huizen zelf). De mensen leven hier nog heel traditioneel. Ook wonen we een traditionele Batak dansvoorstelling bij. We eten ’s avonds bij Elly, een plaatselijke beroemdheid. We krijgen een wel heel uitgebreide rijsttafel, de schaaltjes bleven maar komen en zeggen dat we genoeg hadden en wilden afrekenen hielp niet! De eigenaresse is namelijk ook zangeres en ze wil niet afrekenen voordat we het hele repertoire gehoord hebben. Een gezellige maar lange avond! 


                     
 
                 
 
Bukittinggi is een vrij grote stad (100.000 inwoners) in midden Sumatra. We doen er twee dagen over om hier te komen. Rijden gaat hier niet snel. Natuurlijk is er in de eerste plaats het ruige berglandschap waar je doorheen moet. De wegen kun je geen wegen noemen en bovendien speelt het hele leven zich hier op de wegen af. Snel ergens langs als er overal op de weg kleden met rijst liggen te drogen, ossen slapen of moeders de was doen, is er dus niet bij. Je legt gemiddeld zo'n 30 kilometer per uur af. Buiten de dorpen slingert het langs grote gaten in de wegen, halve wegen soms weggeslagen door slagregens en aardbevingen. De eerste dag rijden we van Samosir naar Sipirok. Op de veerboot vanaf Samosir naar het vaste land zie ik dat Lione er niet best aan toe is. Ze is asgrauw en heeft enorme buikkrampen. We moeten nog een hele dag reizen en eigenlijk is Lione daar niet meer toe in staat. Veel te langzaam gaat het richting Sipirok. Halverwege is er een enorm gat in de doorgaande weg. Tweehonderd meter weg is weggevaagd door een aardbeving en rotsen, puin en modder zijn naar beneden gestroomd. De meeste auto's laten zich aan kabels er door heen trekken, onze moedige chauffeur probeert het zelf. We denken: we komen hier nooit meer weg, dit moet het geweest zijn voor ons! Arme Lione, die werkelijk hondsberoerd is. Brandende hitte en de auto komt maar niet vooruit. Eindelijk worden na een uur geholpen en door deze hindernis heen getrokken door mensen uit een naburig dorp. Onze lodge in Sipirok ligt in een idyllische omgeving, mooie wazige groene heuvels en bergen omringen ons.

                       
 
            
 
Gelukkig is Lione er de volgende dag al iets beter aan toe en we rijden naar Bukittinggi, een levendige stad. In Bukittinggi bezoeken we natuurlijk ‘ het Karbouwengat’ : een soort Grand Canyon in het klein, erg fraai. Ook hier wordt de boel weer bewaakt door de apen, die nogal brutaal zijn. De avond ervoor zijn we nog naar een traditionele dans- en muziekvoorstelling geweest, dit keer van het Minangkabauvolk. Erg swingend moeten we zeggen, we hebben uiteraard nog meegedanst en natuurlijk als een vorm van ontwikkelingshulp na afloop weer de CD gekocht.

Daarna rijden we door het prachtige westen van Sumatra naar het vliegveld van Padang voor een korte vlucht van 1 uur naar Java, naar Jakarta. Sumatra in ruim een week: het is misschien wat kort, maar wij vinden het een prachtig eiland met mooie ruige natuur en vriendelijke mensen, en rustig wat de toeristen betreft. Dat laatste is jammer, want de Sumatranen kunnen onze inkomsten wel gebruiken.  


                       
 
          
 
 
In Jakarta staat onze nieuwe chauffeur ons al weer op te wachten. Jakarta is wat ons betreft geen erg inspirerende stad, en dus ook geen stad om erg lang te verblijven. Een giga typisch Aziatische metropool met veel hoogbouw, lawaai en drukte en weinig interessante plekken. Wat wel leuk is, als je er toch bent, is om de oorsprong van deze megacity te bezoeken: de overblijfselen van de koloniale stad Batavia, door de vlijtige Nederlanders gesticht. Het is niet veel wat er rest, maar aan de uiterste noordkant van de stad, tegen de haven aan, is nog wel een idee te krijgen van hoe het was. We gaan kijken bij de zeilhaven Sunda Kelaja en wandelen hier over de twee kilometer lange kade langs de zeilschepen, die als vrachtschepen dienen en die hier nog handmatig geladen en gelost worden. Het zijn schepen die op Sulawesi zijn gebouwd en de bewoners van dit eiland staan bekend om hun kunde wat schepen bouwen betreft. Het is een drukte van belang. Ongeveer anderhalve kilometer naar het zuiden ligt het Fatahillah Square. Hier is nog iets van de “Hollandse” historie te vinden. Aan het plein ligt het beroemde trendy café Batavia. Voor Indonesische begrippen is het hier prijzig, maar een lekkere kop cappucino of iets anders in een jaren 50 entourage is niet over te slaan. We wandelen langs de straten rond het plein om even de sfeer te snuiven. Een heel ander Jakarta dan de rest van de stad.
Eenmaal op de rondweg van Jakarta belanden we in de file. Op hetzelfde moment breekt een tropische zondvloed los. We staan drie uur vast in het pikkedonker en we beginnen behoorlijke trek te krijgen. Gelukkig om acht uur ‘s avonds een KFC langs de snelweg: gered! Dat hadden we hier niet verwacht. Wat dat betreft lijkt Java ons op het eerste gezicht een stuk moderner dan Sumatra. Eindelijk om 10 uur 's avonds komen we aan in ons luxe hotel in Bandung (oud koloniaal gebouw). De omgeving van Bandung is behoorlijk vulkanisch en de dagen erna klimmen we een van de vulkanen op en zien we de krater van bovenaf (o, die stank van de zwavel). Verder bezoeken we een theeplantage en een theefabriek. Daarna gaan we naar een ‘ wellness-centre’ : de warmwaterbronnen, verwarmd door de vulkaan. We badderen lekker maar het water is wel erg heet. Een soort tropisch Elysium, met net iets minder faciliteiten. We rijden nog wat door landelijke dorpjes in de bergen. De volgende dag gaan we naar het Dieng plateau.

                          
 
                                      
 
 
De Midden-Javanen van vroeger beschouwden het Dieng plateau als het centrum vanbovennatuurlijke krachten. En eerlijk gezegd: als je er niets te zoeken had kwam je er ook maar beter niet. Het Dieng plateau is zeker een wat mysterieuze plaats te noemen, vaak in nevelen en dampen gehuld. Een plaats die nogal afgelegen ligt ten opzichte van de standaard doorgaande route over Java, maar deze omweg maken (het kost je bijna een dag extra) vinden wij beslist de moeite waard. In dit vulkanische gebied, dat bestaat uit twee vulkanen en twintig kleine kraters, is het vaak mistig. Gassen en dampen stomen omhoog, de modderige grond borrelt. Van oudsher is dit een heilige plaats. Na het stadje Wonosobo rijden we omhoog. Als we achterom en opzij kijken, kijken we eerst omlaag over de vele landbouwterrassen. Hoger en hoger gaat de weg vervolgens en krijgt het gebied langzaamaan een onheilspellend karakter. Op ongeveer 2100 meter hoogte lagen oorspronkelijk tientallen, waarschijnlijk bijna tweehonderd tempels, waarvan er acht gerestaureerd zijn. Deze Hindoetempels, gewijd aan Shiva, en die mogelijk al dateren van ongeveer het jaar 800, waren bidplaatsen. Er werd gebeden om bescherming tegen de onheilspellende krachten van de natuur. Naast de tempels is het een belevenis om door dit borrelende zompige gebied te lopen.
 
                     
 
            

Sumber Alam is een cottage-resort gelegen in het rustige dorpje Cipanas nabij Garut, in een schitterende omgeving met een adembenemend uitzicht op palmbomen en de bergen. Ons verblijf hier is een prima en ook wat opmerkelijke ervaring. De cottages zijn gelegen in een grote waterplas. Via houten looppaden kun je over de plas wandelen en vanaf je terrasje aan het water kun je een hengel uitwerpen. Dit is een plek waar veel locals verblijven. Eigenlijk bijna uitsluitend locals. En dat betekent dat het hier vroeg dag is. Om drie uur ’s nachts beginnen de moskeeën, die hier wel erg dichtbij liggen, en het zijn er nogal wat, met hun oproep tot gebed. De één begint en de ander valt enkele minuten later in, waarna nr. drie volgt etc. Na deze nachtelijke canon is om vier uur dan ook iedereen wakker. Families maken zich op voor een nieuwe dag, kinderen rennen joelend rond. Dat lijkt niet bepaald een aanbeveling, maar het leuke hiervan is toch wel: “je bentmet de locals, en this is the way it goes”.

De bedden zijn op local-formaat gemaakt, zodat onze voeten er uitstaken. Op het terras liggen kussens; stoelen worden door locals immers niet gebruikt. Het verblijf in dit resort is al met al zeker aan te raden. Garut, dat zes kilometer verderop ligt, is gesitueerd in een mooie bergachtige groene omgeving, bijna achthonderd meter boven de zeespiegel, en omgeven door vulkanen, rijstvelden en warmwaterbronnen. Er is ook veel landbouw: citrusvruchten, tabak, appels en thee. Dit was vroeger een vakantiegebied voor onze koloniale voorvaderen
.
                      
              
              


En zo rijden we iedere dag verder door Java, steeds meer naar het oosten. We bereiken Yogjakarta, dat een jaar eerder door een zeer zware aardbeving is getroffen. Vooral in de buitenwijken zien we de sporen hiervan: veel half en helemaal ingestorte huizen. Yogja zelf is een grote, drukke stad, vergeven van de scootertjes en oversteken is hier een hachelijke zaak. Uiteraard bezoeken we de toeristische trekpleister het Kraton, en vanuit Yogja de wereldberoemde Borobudur. Een ander hoogtepunt van onze Indonesiereis. We zijn er al vroeg en zo kunnen we in alle rust de terrassen beklimmen, over de galerijen lopen en ons verwonderen over de vroeg Bhoeddistische kunst hier en genieten van het fabelachtige uitzicht. De schooljeugd, die wat later komt, wil steeds maar met ons op de foto en hun Engels met ons oefenen. We zijn er maar druk mee, en er valt hier nog zoveel te genieten!
Helaas is de wereldberoemde Prambanan, het enorme tempelcomplex even buiten Yogjakarta, door de aardbeving van een jaar eerder behoorlijk beschadigd geraakt. Er staan hekken om heen, we kunnen het terrein zelf niet op. Als we er zijn begint het ook nog eens hard te regenen, zodat we door het watergordijn heen vanaf een afstand moeten kijken naar deze fraaie tempels. We slapen de volgende dagen in respectievelijk Batu, Baturaden, Malang en Magelang (allemaal leuke plekken om te zijn), om dan in de buurt van het volgende hoogtepunt te komen, de Bromo.
We slapen in de Bromo Cottages, het dichtstbij de Bromo gelegen. We hebben hier bewust voor gekozen, omdat de tocht naar de Bromo midden in de nacht begonnen moet worden om er nog voor de zonsopkomst te zijn. Het is een triest hotel: kleine muffige natte koude kale kamertjes, te bereiken over gladde paadjes. Gelukkig hoeven we hier maar een paar uur te blijven. We zitten wel op de eerste rang, want het is vanaf hier nog maar een half uurtje rijden naar de Bromo. We staan die nacht om 3 uur op. In het pikkedonker scheuren we met onze jeep langs weggetjes vol haarspeldbochten in de mist naar boven. Boven aan gekomen is het een circus van jewelste. We lopen eerst nog een paar honderd meter langs kraampjes en komen dan op een platform aan. Er staan wel honderd Japanners op een uitzichtplatform dat plaats biedt aan hooguit 50 mensen. Het is dan ook een gedrang van jewelste om de beste plek en Lione moet flink haar ellebogen en armen gebruiken (waarbij een paar Japanners bijna jammerlijk in de krater dreigen te belanden), om een mooie fotografeerplek. Het bijzondere hier is de zonsopkomst rond een uur of zes. Vanaf vijf uur turen wij in het duister, om het dan langzaam licht te zien worden. We hebben geluk: het is niet bewolkt. Langzaam doemen de contouren op van een buitenaards landschap: het Tenggerplateau met daarin twee zeer actieve vulkanen, de Semeru en de Bromo. De Bromo stoot regelmatig pufjes rook uit en dat zet het landschap, beschenen door een rode grote zon, in prachtige mysterieuze kleuren en tinten. Na een uurtje houden de meeste toeristen het voor gezien. Wij blijven nog een tijdje na en genieten met zijn tweeën van dit wonderlijke landschap. Je moet er wat voor doen, maar het is zeer beslist een onvergetelijke ervaring.
 
                 
 
      


Na twee lange reisdagen komen we aan op een plantage nabij het dorp Kalibaru in Oost Java, waar onze lodge voor de volgende paar nachten staat. We relaxen hier lekker op ons terras en bij het zwembad en we wandelen wat rond in de buurt. We rijden vervolgens naar de veerboot en steken over naar Bali. We zitten hier een paar dagen aan de noordkust (Lovina), een paar dagen in Ubud en een dag of vier in Sanur. In Sanur hebben we een schitterende villa: een
prachtig huis met een geheel ommuurde (2.60 hoog) tuin met daarin een privé zwembad van 6 bij 3 meter. Ook een jacuzzi er in. Volop privacy dus. Bali bevalt ons goed en drie jaar later zullen we er weer naar toe gaan, maar dan voor langere tijd (zie onze pagina Bali). 

                
 
      
 
Een korte vlucht van nog geen 20 minuten brengt ons van Bali naar Lombok. Daar reizen we door naar Gili Trawangan, een exotische naam voor inderdaad een exotisch eiland, vlak voor de kust van Noordwest-Lombok. Het eiland is piepklein, zo'n 2 bij 2 kilometer en is beroemd om zijn koraalriffen en tropische vissen, zeeschildpadden enzovoorts. We huren op het strand een local met een bootje, en varen rond de drie kleine Gili-eilandjes Gili Air, Gili Meno en Gili Trawangan, en we snorkelen. Het plaatsje op het eiland Gili Trawangan is piepklein, erg rustig, want er mogen geen auto’s op het eiland komen. Gezellige relaxte sfeer, veel backpackers. We hebben een schitterend huisje in het complex Villa Ombak. Dit zijn dan weer onze laatste dagen van deze reis. Een rustige en ontspannen afsluiting van een lange maar boeiende reis.

                     
              
 
      
 

                 
 Voor foto's van deze reis:     renelione.magix.net