De wereld op de foto
Reizen van Lione en Rene Kolsteren
Noord-Amerika
Inleiding. Naar de haven van Bayonne, New Jersey
In september 2023 vertrekken wij (wederom vanaf Düsseldorf Airport) naar New York. We gaan onze tweede cruise maken. Het idee is om de herfstkleuren in Noord-Amerika te gaan zien. De foliage fall, zoals ze het daar noemen. Vanaf eind september (in het noorden van Québec) tot half oktober (in het zuiden van New England, rond Boston en in Connecticut) kleuren de vele bomen hier van groen naar geel, rood, oranje en bruin, wat een mooi kleurenpalet oplevert. Nergens ter wereld moet dat zo mooi zijn als hier. Of het gelukt is (want de natuur laat zich uiteraard niet dwingen) zal blijken aan het einde van dit verhaal.
De cruise zal ons van New York naar Boston brengen, en daarna naar Rockland/Camden in Maine. Vervolgens naar Canada: Nova Scotia, Quebec (de Saguenayfjord en de stad Quebec), Prince Edward Island, plekken waar wij nog niet zijn geweest en waar we nieuwsgierig naar zijn. Tot slot enkele dagen New York, waarmee we er weer eentje van onze bucketlist af kunnen strepen.
Als we uit de aankomsthal van John F Kennedy airport in New York lopen, zien we het meteen: het regent en niet zo’n klein beetje ook. De orkaan Ophelia trekt net vandaag over de stad en veroorzaakt zeer slecht weer. Uiteindelijk zal er dat weekend zo’n 200 mm regen vallen in New York en dat is bijzonder veel. Het weekend daarna valt er zelfs zo veel regen dat New York met serieuze overstromingen te maken krijgt. Restanten van orkanen trekken in de herfst wel vaker over dit deel van de USA, maar dit is wel heel veel van het goede. Voor het overige hebben wij steeds prima nazomerweer gehad.
Het is – mede door het slechte weer – chaotisch en het duurt behoorlijk lang voordat we een plek in de transferbus hebben weten te bemachtigen. We moeten naar Bayonne, waar ons schip ligt, een behoorlijk stuk rijden dwars door New York. We rijden door de regen, het regent van tijd tot tijd bijzonder hard, over kilometerslange expressways waar het zeer druk is.
We passeren typisch Amerikaanse wijken: houten huizen, stenen huizen en lelijke flats, moderne kantoorgebouwen, industrie, loodsen, magazijnen, kerken, alles staat hier – blijkbaar zonder enige planning – schots en scheef door elkaar. Dat maakt het stadsbeeld van deze ‘buitenwijken’ nogal rommelig. Meer richting Brooklyn wordt de bebouwing dichter en zien we ook meer echte woonwijken, die er overigens ook rommelig uit zien. Zo kun je nooit echt goed onderscheiden of het ergens nu een slechte buurt is of juist een ‘betere’ buurt. Men denkt hier niet zo zeer aan aparte van elkaar gescheiden ‘betere’ of ‘slechtere’ buurten, meer aan een melting pot, van alles door elkaar, zoals het toevallig uitkomt.
We passeren op een gegeven moment Brooklyn Bridge, een van de verbindingen tussen de stadsdelen Brooklyn en Manhattan. We gaan onder de brug door en vangen een glimp op van de ‘overkant’ de skyscrapers van het financiële district in het zuiden van Manhattan. Het ziet er indrukwekkend uit allemaal. Daarna gaan we nog minstens 20 kilometer door Brooklyn naar het zuiden – we razen voort over de snelweg met aan weerszijden wijkjes en buurten, die allemaal verschillen van elkaar; alleen de vele flats zie je overal in iedere wijk. Van Brooklyn gaat het over de Verrazano Bridge naar Staten Island, een van de vijf stadsdelen van New York.
Weer gaat het 15 kilometer door de stromende regen, het is inmiddels nagenoeg donker geworden. Daarna nemen we de Goethals Bridge en arriveren we eindelijk in Bayonne, bij de haven. Na uren door de regen hebben we de 65 kilometer van JFK vliegveld naar Bayonne overbrugd, van zuidoost New York naar zuidwest New York. We hebben wel een aardige indruk van de (grootsheid en uitgestrektheid) van de stad gekregen. Bayonne behoort tot de agglomeratie New York en ligt in het stedelijk gebied van Newark, Jersey City en Hoboken in de staat New Jersey. Het heeft 70.000 inwoners. De cruiseport ligt precies tegenover het Vrijheidsbeeld en het zuidfront van Manhattan. Helaas is daar nu niet veel van te zien door de regen en het grauwe natte gordijn over de baai van New York.
Dit zijn de trajecten die we gaan varen met de bijbehorende afstanden over zee in kilometers: van Bayonne, New Jersey -> Boston, Massachusetts 766 -> Rockport, Maine 322 -> Halifax, Nova Scotia 572 ->Saguenay, Quebec 1468 -> Quebec City,Quebec 301 -> Charlottetown, Prince Edward Island 1283 -> Bayonne, New Jersey1935 -> New York 20. Totaal 6667 km.
Boston
We beginnen precies om middernacht te varen en zullen de volgende dag op zee doorbrengen. Pas in de ochtend van dag drie arriveren we in de haven van Boston.
Boston, op zo’n 340 kilometer ten noordoosten van New York, is een van de oudste steden van de USA. Het is dan ook een stad met veel historie en daar zijn de Bostonians, zoals de inwoners van Boston worden genoemd, trots op. Toeristisch gezien ‘buiten’ ze de historische plekken en gebeurtenissen hier ook wel uit. Daarnaast is het een zeer moderne havenstad met veel 21e eeuwse en al wat oudere hoogbouw en een gemoedelijk, aantrekkelijk centrum. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat deze aangename stad veel bezoekers trekt. Het zou volgens ons zo maar eens een nieuwe bestemming in de serie stedentripjes kunnen worden.
Boston is de hoofdstad van de staat Massachusetts en heeft iets meer dan 600.000 inwoners. Groot-Boston telt er echter maar liefst 6 miljoen. De stad is relatief rijk. Boston’s economie is gebaseerd op financiële diensten, verzekeringen, onderwijs, hightechproducten en -research, en medische diensten. Verder zijn er veel universiteiten en hogescholen.
De stad is gesticht in 1630 en mag beschouwd worden als de bakermat van de USA. De Boston Tea Party op 16 december 1773 wordt gezien als het begin van de reeks belangrijke historische gebeurtenissen die uiteindelijk leidden tot de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten in 1776. De onafhankelijkheid werd getekend in Boston in 1776. Je kunt hier de 4 kilometer lange Freedom Trail lopen, die je door historisch Boston voert.
Zo kom je b.v. langs de plaats van de genoemde Boston Tea Party. De kolonisten weigerden destijds om nog langer belasting te betalen op geïmporteerde goederen en gooiden een hele scheepslading thee in de haven. Het begin van de opstand en van de vrijheidsstrijd. Uiteraard zie je vandaag de dag niet meer dan water op deze plek, maar voor veel Amerikanen is dit blijkbaar toch een hotspot. Handig opgepikt door de Bostonse VVV. Er is overigens wel een Boston Tea Party museum in dit havengebied.
Hetzelfde zie je min of meer bij het café Cheers nabij de wijk Beacon Hill. De gevel van de kroeg was te zien in de destijds populaire TV-serie Cheers, maar de hele show werd verder opgenomen in Hollywood. Toch zie je drommen mensen voor het café, waar dus eigenlijk niets te zien is. Boston heeft dit soort dingen eigenlijk niet nodig, want de stad heeft genoeg.
We komen aan in de drukke cruisehaven, omringd door veel moderne hoogbouw. Even verderop (1 kilometer) bevindt zich een tweede haven, vanwaar de toerboten en veerboten vertrekken, omringd door een mooi aangelegd terminalgebied. Boston oogt als een frisse, dynamische en hier en daar elegante, grote stad. Vanaf het havengebied beginnen we (bij het Aquarium) onze wandeling door een stukje downtown Boston. Wat nog niet is gezegd, is dat Lione vlak voor ons vertrek een ongelukje kreeg waarbij zij haar rechtervoet op twee plaatsen heeft gebroken. Omdat de voet niet belast mocht worden en ze dus niet op mocht lopen of staan, heeft zij de hele vakantie niet kunnen lopen maar was ze aangewezen op een rolstoel. Dat is allemaal goed gegaan – iedereen was bijzonder behulpzaam bij het overstappen op een boot of betreden van een bus - maar het betekende wel dat we door haar beperkte mobiliteit niet alles (maar wel heel veel) hebben kunnen doen. Daarbij hoorde dat we steeds kleine stukken proberen te lopen maar ook geregeld de bus nemen.
We wandelen ongeveer een kwartier over de State Street richting Old State House, de voorloper van het huidige State House (hier zetelt het parlement van Massachusetts). Een wandeling, waarbij we alles rustig kunnen bekijken en ons verbazen over de hoogbouw, afgewisseld met historische gebouwen. Het regent een beetje, maar het is een stuk beter weer dan eergisteren in New York. In de loop van de dag zijn er langere droge perioden en de temperatuur is ongeveer 18 graden, voor eind september niet zo slecht. Bij State House gaan we rechts af, Congress Street op. Links zien we wat overheidsgebouwen en het gemeentehuis, rechts duiken we een oud stuk Boston in: Fauneuil Hall.
Een gezellig wat ouder plein met een marktgebouw en de nodige winkeltjes en restaurantjes. Bij een van de restaurantjes bestellen we uit nieuwsgierigheid een broodje kreeft. 28 dollar, alstublieft. Het smaakt niet eens zo lekker. We peuzelen het , gezeten op een bankje in de motregen, met een kop cappuccino er bij, op. We zijn hiermee voorbereid op een dure reis qua eten en drinken, zeker als je iets op straat koopt of ergens neerstrijkt. Niet voor niets is New England, alsmede het deel van Canada dat we nog gaan bezoeken, een welvarend deel van de wereld.
Aan het einde van het marktplein steek je de Cross Street over om in North End te komen (Hanover street). North End, het 'Little Italy' van Boston, is een wirwar van nauwe straatjes waar een aantal van de oudste gebouwen van de stad staan. Je vindt hier historische locaties als het Paul Revere-huis en de Old North-kerk, die een belangrijke rol speelde bij het begin van de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog. Aan de drukke Hanover Street zitten veel Italiaanse restaurants, koffiehuizen, banketbakkers en ouderwetse delicatessenwinkeltjes.
Wetenswaardigheidje, dat eigenlijk allesbehalve leuk was voor de mensen destijds, maar wel vermeldenswaard is: op 15 januari 1919 vond in deze wijk de ‘grote stroop vloedgolf’ plaats. Een opslagtank van de Purity Distilling Company lekte – vermoedelijk door een explosie - bijna negen miljoen liter stroop de straten van Boston in. De tank barstte uit zijn voegen en dit veroorzaakte een vloedgolf van stroop die zich voortbewoog met een snelheid van ruim 50 km/u. De vloedgolf kostte het leven aan 21 mensen en er raakten 150 mensen gewond. Volgens de inwoners bleef de geur van stroop nog tientallen jaren hangen in de wijk. Het kostte maanden om de schade te herstellen, en honderden reddingswerkers om de buurt weer schoon te krijgen. De geschatte schade: €100 miljoen
We stappen op de hop on hop off-bus. Sinds enkele jaren hebben wij dit fenomeen ook maar omarmd. Je ziet veel een van stad in korte tijd en je kunt overal onderweg uitstappen. In verband met Lione’s mobiliteit laten we ons lekker een stuk rondrijden. We komen langs het Theatre District, China Town, en rijden over de lange Tremont Street naar de twee parken Boston Common en Public Garden, naast elkaar gelegen. Door het ietwat heuvelachtige park heen, waar het gezellig druk is, kijken we over Boston Common naar downtown, wat ik altijd een mooi gezicht vind: groen met wolkenkrabbers op de achtergrond. Het is een zeer oud park, een van de oudste van de USA: 1837.
We rijden over de zeer levendige Boylston street. Dit is de plaats waar in april 2013 twee bomaanslagen op de jaarlijkse marathon van Boston plaats vonden. Een gebeurtenis die de inwoners van Boston diep heeft getekend. Aan deze straat staat de opvallende Tinitykerk. Deze kerk, die voltooid werd in 1877, valt op tussen alle moderne hoogbouw. De prachtige oude kerk is gebouwd in Romaanse stijl onder architectuur van Henry Hobson Richardson.
Beacon Hill is ook een toeristische attractie: hier staan op een flauwe heuvel in een dertigtal straten fraaie bakstenen herenhuizen uit de 19e eeuw. Ook vandaag de dag is dit een dure buurt en tevens ook nog eens een van de veiligste van de stad. In het westen grenst de wijk aan de Charles River en in het zuiden aan de parken Boston Common en Boston Public Garden. In Beacon Hill staan veel gebouwen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de stad. Beacon Hill wordt gezien als één van de mooiste wijken in Boston. Acorn Street behoort tot de smalste en kortste straatjes van de wijk en is de drukst bezochte plek van Beacon Hill. Ook de andere straten vallen op door de prachtige donkerrode bakstenen huizen en de mooi aangelegde straat, met keien.
Even verderop staat het Massachusetts State House. Het is op een klein heuveltje gebouwd. De gouden koepel straalt je al van ver tegemoet. Hier zetelt regering van Massachusetts.
We rijden dan het centrum uit naar de haven (Rowes Wharf en Aqaurium), waar wij straks een zeiltocht in de baai van Boston zullen maken. We krijgen echter op het laatste moment een annulering van deze vooraf geboekte zeiltocht wegens het slechte weer. Het geeft ons gelegenheid wat meer rond te wandelen en ergens neer te strijken voor een drankje. Het geld voor de gemiste zeiltocht hebben we overigens netjes terug ontvangen. Dat geeft ons te denken: we zijn over het algemeen van het vooraf reserveren. We willen voorkomen dat we ter plaatse te horen krijgen dat ‘ iets vol is’, we zijn er tenslotte maar 1 keer en je kunt het dan vaak niet meer goedmaken. Maar misschien zijn we er ook wel iets te snel mee? Vaak is er nog wel plek en een annulering is sowieso niet ondenkbaar: we zullen het in New York City nog een keer meemaken.
We gaan van Aquarium terug naar onze boot, een paar kilometer, en kijken daar terug op een mooi dagje Boston. We hebben een aardige indruk van deze mooie levendige stad gekregen. Het is een onmiskenbaar Amerikaanse stad maar wel met Europese invloeden, veel mensen hebben hier Ierse roots. Vooral de mooie huizen en gebouwen vallen op. We kunnen Boston zeker aanraden.
Maine
De volgende ochtend landen we in Rockport, Maine. Het stadje is slechts met een tenderboot te bereiken, het cruiseschip is te groot om hier direct in de haven aan te leggen. We varen dus van het grote schip naar de kust. Maine is Amerika’s meest noordoostelijke staat, nog boven New Hampshire wat al behoorlijk afgelegen klinkt. De bijnaam van de staat is Pine Tree State. De staat is qua oppervlakte bijna 3 x Nederland, met voor het grootste deel bossen en meren. De staat is erg in trek, vooral ’s zomers, bij de welgestelden uit de drukke steden New York City, Boston en Philadelphia, die hier zeker veel rust zullen vinden.
We gaan aan land in Rockport, een charmant historisch havenstadje. Per bus rijden we door een prachtige beboste omgeving naar het tien kilometer verderop gelegen stadje Camden. Ook dit is een kleine stad, 5200 inwoners. In de zomer verdrievoudigt dit aantal. Peyton Place, een film uit 1957, en tevens een TV serie midden jaren zestig, waar Nederland massaal voor thuis bleef, is hier opgenomen. Men heeft hiervoor gekozen omdat Camden de gedroomde perfecte gemiddelde Amerikaanse stad is. Als je er doorheen wandelt is dat ook zo, je krijgt het beeld dat je altijd al had bij een typisch Amerikaans stadje: keurig en netjes, met mooie houten huizen en een wit kerkje.
Ook Camden heeft een zeer gezellige kleine haven van waaruit je boottochtjes kunt maken. s’ Winters is het hier behoorlijk koud, veel sneeuw en de temperatuur komt tussen december en maart niet of nauwelijks boven nul. Het kan hier dan behoorlijk spoken. In de zomermaanden mogen ze hier rekenen op temperaturen van 24 graden.
Om wat van het ‘Camden zomergevoel’ mee te krijgen varen we met een schoener uit en zeilen we twee uur lang door de baai, langs kleine eilandjes. In de omgeving van Camden vind je een rijk gebladerte, maar we zijn helaas net iets te vroeg voor de kleurenverandering. Er zijn nog geen herfstkleuren te zien. We rijden door het Camden Hills State Park naar de top van Mount Battie. Beneden ons ligt het kleine overzichtelijke stadje Camden, fraai aan de baai, met de nodige bootjes in de haven en op zee. Een mooi gezicht!
Terug in Camden doen we de plaatselijke bakker aan, waar we wat eten en drinken. Het is er zeer druk. Eind september is het hier nog steeds levendig, het seizoen duurt nog een paar weken. We wandelen door de toeristische hoofdstraat met veel snuisterij-winkeltjes. Dan wordt het weer tijd om verder te gaan, naar de grens met Canada en verder.
Nova Scotia (Halifax)
Nova Scotia (Nieuw Schotland) is een van de tien provincies van Canada, en het is de op een na kleinste: net iets groter dan Nederland, met slechts 1 miljoen inwoners. Dag zegt meteen al iets over wat je in Nova Scotia kunt verwachten: weinig dichtbevolkte centra en steden en meestal een zeer landelijke omgeving. Buiten de vrij grote hoofdstad Halifax met bijna een half miljoen inwoners zie je alleen maar een dunbevolkt platteland. Halifax is, door zijn uiterst oostelijke ligging aan de Atlantische Oceaan, in de loop van de tijd een zeer belangrijke havenstad geworden.
We zien dit meteen als we aanleggen in Halifax, rechts van ons (het noorden van de stad) zien we veel industrie- en havenactiviteiten en recht voor ons en links (centrum en zuiden van de stad) een charmant rustig ogend centrum met veel houten huizen en veel groen en de nodige (rustige) winkelstraten.
We maken een rondrit per bus van anderhalf uur door de stad: eerst het gezellige centrum dat ongeveer 1 kilometer bij 600 meter groot is. Niet heel groot, maar wel met mooie gebouwen. Het Waterfront, waar ons schip ligt, is een gezellig haven- en wandelgebied tussen de binnenstad en de zee met de nodige terminals en vele winkeltjes.
Iets achter de binnenstad, naar het westen, ligt op een strategische heuveltop de citadel uit 1749. Er ligt een fort uit vroegere jaren en we hebben hier een fraai uitzicht over de haven onder ons. Als we verder rijden door de woonwijken van Halifax horen we dat Halifax met nogal wat leed geconfronteerd is geweest.
De Titanic is in april 1912 vergaan ter hoogte van Nova Scotia, en nogal wat doden die uit het water gehaald konden worden zijn hier naar Halifax toegebracht, opgebaard en uiteindelijk begraven. We passeren het kerkhof waar deze slachtoffers begraven zijn en het is er opvallend druk.
Op 6 december 1917 vond de grootste niet-nucleaire ontploffing ooit hier plaats. Het was een ramp van ongekende omvang. Een Frans munitieschip vloog in de haven na een aanvaring in brand en ontplofte even later. Dat had catastrofale gevolgen: alles in een straal van 1600 meter werd compleet weggevaagd. Er ontstond een vuurbal van 1900 (!) meter hoog en een tsunami van 18 meter. Brokstukken van het schip werden kilometers verderop teruggevonden. Er vielen 1950 doden. Naderhand werd het verwoeste deel van de stad weer opgebouwd, volgens de toenmalige normen werd het een modern stukje stad, vandaag de dag al weer wat verloederd. Na deze tour komen we terug in de haven.
Later die dag hebben we een tourtje over Nova Scotia geboekt. We rijden door een rustig, bebost en heuvelachtig landschap (in het binnenland is het zelfs bergachtig) naar het zuidwesten. Veertig kilometer van Halifax ligt hier aan de kust het piepkleine vissersdorpje Peggy’s Cove. De vissershuizen (veelal gekleurd) lijken achteloos tussen de rotsen en stenen te zijn uitgestrooid. Helemaal aan het einde van het dorpje, vlakbij zee staat een opvallende vuurtoren. Tussen de stenen en rotsen levert dit een mooi plaatje op. We eten warme vis en friet (what else?) in een nabijgelegen kroegje. We wandelen verder wat rond en laten de frisse wind over ons heen waaien.
We zien een wegwijzer naar een nabijgelegen plaats, waar een gedenkteken staat van de ramp met een Swissair vliegtuig op 2 september 1998 (vlucht 111). Het toestel – op weg van New York naar Geneve/deze vlucht wordt veel gebruikt door functionarissen van de VN – stort nabij Peggy’s Cove in zee, op 8 kilometer van de kust. Alle 229 inzittenden komen hierbij om het leven. Er gebeurt dus nogal eens iets op Nova Scotia, al is het allemaal even triest.
Terugkijkend op de dag vonden we dit weer een leuk uitstapje, dat ons een klein beetje een indruk van Nova Scotia geeft.
Quebec: Saguenay fjord
Gezien vanaf de Atlantische Oceaan varen we de St. Lawrencerivier op naar het westen. De rivier, of beter nog: de zeearm is aan het begin 150 kilometer breed. Na 300 kilometer stroomopwaarts begint de rivier langzaam te versmallen tot de ‘ normale ‘ rivier die hij uiteindelijk zal zijn in steden als Quebec en, nog westelijker, Montreal. Zo’n 100 kilometer na dit punt ligt aan de rechterkant een kleine zee-inlet, ook wel fjord genoemd.
Dit is de Saguenayfjord. een diepe, indrukwekkende kloof die vanaf de St. Lawrence-rivier in westelijke richting het landschap doorklieft. De fjord, waarvan het water afkomstig is uit Lac St. Jean, strekt zich vanaf Saguenay uit over een afstand van honderd kilometer tot aan Tadoussac, dichtbij de St. Lawrencerivier, bekend van de walvisexcursies. Uit de donkere wateren rijzen torenhoge kliffen op, die zo nu en dan honderden meters hoog zijn. Dit is de laagst gelegen fjord ter wereld.
Je zit hier behoorlijk afgelegen. Aan de rand van de bewoonde wereld is een term die hier wel past. Naar het noorden toe kom je weinig bewoonde plaatsen meer tegen en naar het zuiden toe is het meer dan 200 kilometer naar de stad Quebec. Dit gebied is een aantrekkelijk gebied met beboste heuvels aan weerszijden van de fjord. Het wordt dan ook goed bezocht door toeristen.
In Saguenay vertelt iemand mij dat wij al de 80e boot dit jaar zijn. De stad mag deze aantallen koesteren en zal dergelijke bezoekersaantallen voorlopig nog wel vast weten te houden.
Saguenay zelf is een stad van ongeveer 100.000 inwoners, maar dat zie je er niet aan af. Het lijkt op een ruim opgezet groot dorp. Landschappelijk gezien is het gebied, zoals gezegd, heel mooi. Het zijn vooral de kleine dorpjes tussen de vele kleine meertjes, groene bossen en heuvels die het zo charmant maken. We rijden over smalle landweggetjes en we zien overal mooie houten huizen in allerlei kleuren en – ondanks het feit dat het bijna oktober is – nog veel bloeiende planten, zoals zonnebloemen e.d., kleine witte kerkjes en veel groen. Pompoenen liggen overal want het is de tijd van het jaar. Een idyllisch karakter heeft het allemaal zeker. Snel en jachtig zijn begrippen die men hier niet kent.
Het is ook wel het weer dat meewerkt aan het fraaie beeld dat ons telkens wordt voorgeschoteld. Het is zonnig en bijna 25 graden. Dat kan hier wel anders zijn. De winter komt er aan en de bladeren beginnen hier al een beetje te verkleuren. Het kan snel gaan met een invallende winter. De winters zijn ook hier zeer koud, wit en donker.
Vlak bij het dorpje l’Ainse Saint-Jean ligt de beroemde covered (couv’art) bridge. Een overdekte brug (van boven en aan de zijkanten dicht) zie je vooral in de Verenigde Staten (Pennsylvania en New Hamsphire). De overdekte brug van Anse-Saint-Jean is een plek vol geschiedenis. Gebouwd in 1929, was het doel om uitwisselingen en contacten tussen burgers aan beide zijden van de rivier Saint Jean te vergemakkelijken. Het wordt nog steeds gebruikt en dient ook als een artistieke en historische tentoonstelling. We zien kunstwerken van lokale kunstenaars die op de binnenmuren zijn geplaatst, vandaar de benaming Couv'art in plaats van covered/overdekt. De brug is afgebeeld op een kant van de Canadese dollarbiljetten van $ 1.000.
We rijden door het Parc National du Fjord de Saguenay, dat een groot deel van dit gebied beslaat. Het is er prachtig. We hebben niet ver van Ainse St-Jean een fantastisch uitzicht door de bossen naar beneden, op de rivier de Saguenay. Hier kan ook gewandeld worden, maar volgens ons alleen onder leiding van een gids (want het is hier echt ‘the wild’), afgezien van enkele korte wandelingen bij toeristische punten. Ook kun je hier beluga’s zien, maar gemakkelijk is dat niet. Evenals beren. Beluga’s worden overigens met uitsterven bedreigd.
Al met al een fraaie trip met bijzonder mooi weer, waar we heel tevreden over zijn.
Quebec: Quebec City
We varen over de 800 meter brede St. Lawrencerivier de stad Quebec binnen. Het rivierfront, de oude benedenstad en de bovenstad waar je vanaf de rivier tegen aan kijkt, maakt indruk. Het grote, in 1893 gebouwde, kasteel Le Frontenac springt er meteen uit, evenals de citadel. Quebec is voor Noord-Amerikaanse begrippen heel oud, ruim 400 jaar.
Het was ooit even de hoofdstad van Canada, nu is het de hoofdstad van de Franstalige provincie Quebec. 98% spreekt hier Frans en 90% is Rooms katholiek. Daarmee lijkt het in veel opzichten, ook qua bebouwing en sfeer, sterk op een grote Franse stad. Quebec heeft 715.000 inwoners. De oude stad - met als enige stad in Noord-Amerika een citadel en oude stadsmuur – is een van de best bewaarde koloniale stadscentra ter wereld.
We rijden de stad uit, langs het zeer fraaie station (zie foto hierboven), en rijden noordwaarts. We bezoeken de Montmorency watervallen, die aan de rand van de stad op de linkeroever van de St. Lawrencerivier liggen. Een gewaardeerde attractie, zo blijkt. De falls zijn 83 meter hoog en daarmee een stuk hoger dan de Niagara Falls. Er gaan liften naar boven, naar een suspension brug boven de watervallen met uitzicht op al dat water dat zich net onder je in grote massa’s naar beneden stort.
In het park zelf is het mooi wandelen. Er zijn trappen naar boven, zodat je vanuit verschillende perspectieven een uitzicht op de watervallen kunt hebben. Maar ook als je beneden blijft is het mooi. Het is zoals gezegd een echte trekpleister voor de stad Quebec, die nog meer verrassingen heeft. Vooral de omgeving van de stad vinden wij bijzonder mooi, landschappelijk gezien, maar daar zal het fraaie weer, zonnig en 25 graden, ons oordeel ook wel een beetje positief beïnvloeden.
We volgen de Saint Lawrence-rivier verder in noordoostelijke richting. De dorpen hier zien er prachtig uit, mooie huizen, tuinen en een fraaie natuur. Na een half uur rijden komen we uit bij de Basilique Sainte-Anne-de-Beaupré, een prachtige kerk in Romaanse stijl die ook wel het ‘Lourdes van Nieuw-Frankrijk’ genoemd wordt. De geschiedenis van de witte basiliek met de twee grote torens gaat terug tot het jaar 1658. Het is al eeuwen een bedevaartsoord. Aan de wand hangen de krukken van pelgrims die deze na hun bezoek ineens niet meer nodig hadden, ze konden weer lopen. Zoals gezegd was er al een vereringsplaats voor St. Anna in 1658; later werd hier een kapel gebouwd, die steeds uitbreidingen kreeg. Er komen hier zeker een half miljoen bezoekers (pelgrims) per jaar.
In 1876 opende de eerste basiliek. Deze werd echter in 1922 door brand verwoest. DE huidige basiliek werd in 1926 gebouwd, althans er werd toen een begin gemaakt, maar de kerk is pas in 1946 afgemaakt. De totale lengte van de kerk is 105 meter, de breedte 48 meter en de toren zijn, inclusief spits, 91 meter hoog. Een indrukwekkend bouwwerk, zowel van buiten als van binnen. Aan de overkant van de St. Lawrencerivier ligt, in de rivier, het 32 kilometer lange eiland Île d'Orléans, dat bekend is vanwege zijn oude koloniale bouwwerken en afwisselende landschap. Hier zien we al iets meer rood in het gebladerte. We bezoeken een chocoladewinkel, een bezoek dat voor ons had mogen worden overgeslagen. We zitten met een ijsje op een terras in de warme najaarswind, totdat onze geelzwart gestreepte kleine vriendjes een einde aan ons zondagse genoegen menen te moeten maken. We vonden het eiland echt prachtig. Stiekem zou ik hier wel willen wonen, maar ik heb gehoord van de enorm strenge winters hier…… We rijden terug naar de stad, waar in de oude binnenstad (die veel lijkt op Franse binnensteden) gezelligheid heerst.