Voor foto's van deze reis ga naar: renelione.magix.net
AUSTRALIE
Veel mensen hebben de wens om ooit nog eens naar Australië te gaan. Het is een land dat iedereen, jong en oud, aantrekt, gemakkelijk en comfortabel te bereizen is en ongelooflijk fascinerend. Westers qua levensstijl en comfort, maar exotisch qua natuur. En de natuur, dat is 90 % van dit onmetelijke grote land.
Australië heeft veel gezichten, het is een land van contrasten. Zelf noemen de Australiërs het land “the lucky country” en henzelf “the lucky people” (maar enig chauvinisme is de Australiërs niet vreemd). “Als je er bent, wil je niet meer weg”, hoor je van veel mensen die er zijn geweest. Wij kunnen ons na onze reis er wel wat bij voorstellen.
Eigenlijk zou je een jaar moeten uittrekken om alles te zien, maar gelukkig kan het nu ook in bijna een maand.
Wij hebben in 2006 een rondreis gemaakt waarin je alle hoogtepunten kunt zien. Een reis met twee duidelijk te onderscheiden gezichten. Aan de ene kant de moderne steden in het zuiden, aan de smalle kuststrook waar bijna alle Australiërs wonen, die bijna nergens meer dan een uur hoeven te reizen om te genieten op de vele stranden en in de prachtige natuur. Hier heerst ook een relatief “mild” klimaat. Aan de andere kant het woeste bijna onbewoonbare ruige rode hart van Australië, een bizar en heet land, en verder de unieke natuur in het Noorden en de tropische oostkust: puur natuur!
Hierna volgt het reisverslag van onze Down Underreis, die begint in Sydney.
Sydney, wat een geweldige stad!
De bus neemt de afslag, draait nog eenmaal naar rechts en stopt dan. Ineens zie ik wat ik al op tientallen foto’s heb gezien en wat een van de meeste gefotografeerde en bekende plekken ter wereld is, een plaatje dat bijna iedereen wel kent: het Sydney Opera House aan de overkant van een prachtige baai, met daarachter de moderne skyline van downtown Sydney en rechts boven me de onderkant van de beroemde Harbour Bridge, die het centrum met Sydney Noord verbindt. Ik krijg een tweeledig gevoel: natuurlijk, dit ken ik, het is in het echt zoals ik me heb voorgesteld en ik ben dus niet verbaasd dit hier nu te zien, en tegelijkertijd besef ik: dit is geen foto of film, ik sta hier echt! Het is geen plaatje, het is werkelijkheid. Ik besef het nog nauwelijks. Een zekere opwinding maakt me toch wel van mij meester.
Sydney heet een van de mooiste steden ter wereld te zijn. Een vergelijking met steden als Rio de Janeiro of San Francisco dringt zich op. Of het werkelijk de mooiste stad ter wereld is, is natuurlijk persoonlijk. Want wat maakt een stad nu mooi? Wij houden het er op dat Sydney zeker in de top 10 mooiste steden thuishoort. Een dynamische en gezellige stad ook.
De stad ligt aan vele baaien en inhammen van de South Pacific Ocean en dat maakt dat de stad er aantrekkelijk uitziet. Geen inwoner van Sydney hoeft ver te reizen om bij het water te zijn, Sydney heeft overal prachtige stranden. De Australiërs zijn gek op water(sport). Die prachtige ligging aan het water, en het meestal mooie weer, maakt dat de sfeer in Sydney iets van vrijheid en onbezorgdheid heeft. De mensen zijn graag buiten. Die relaxte sfeer, waar je zo vaak over hoort, is dus geen verzinsel maar het is er echt. Wij ervaren dat meteen.
Als we even later een wandeling maken door het park bij het Opera House en wandelen over Circulair Quay (de haven van waaruit alle veerboten en pleziertochtjes over het water vertrekken), een gezellige plek met veel terrassen aan het water, krijg je een soort mediterraan vakantiegevoel. Kantoorpersoneel jogt in de middagpauze door het park, mensen luieren en genieten van de fraaie natuur. Waarom zou je je bezorgd maken, no worries! Een uitdrukking die de Australiërs te pas en te onpas gebruiken en die ik nu begin te begrijpen. Papegaaien vliegen door het park, en dat midden in een wereldstad.
In de stad zelf is het prettig wandelen. Met al die hoogbouw lijkt het een soort Manhattan, maar daarmee valt het toch niet te vergelijken. Het is druk en levendig op straat, maar nergens voelen we ons opgejaagd, integendeel: we kuieren relaxed door het centrum. Eten is hier geen enkel probleem: alles wat je kunt bedenken en waar je trek in zou hebben is verkrijgbaar en het is behalve betrekkelijk goedkoop ook nog eens echt lekker en goed. Capuccino’s maken heeft men in Australië tot een kunst verheven: de een wil er nog iets specialers van maken dan de ander, en de competitie om de beste te zijn is er zeker!
Er is genoeg te doen in Sydney. Overal kom je folders tegen waarin alle mogelijkheden, ook voor dag- en boottochten, worden beschreven. Veel kun je zelf doen; met alle informatie die je krijgt is dit niet moeilijk.
In Sydney zien we opvallend veel Aziaten. Dat is niet verwonderlijk, want de regering heeft in vorige decennia de immigratie van vooral Aziaten erg gestimuleerd. Eigenlijk is iedereen in Australië immigrant en dat maakt dat Australiërs over het algemeen vrij tolerant zijn tegenover elkaar, ongeacht het land van herkomst of je afkomst. Met een accent praten vindt niemand vreemd, omdat veel mensen zelf nog een accent hebben. Iedere stad heeft wel een concentratie van nationaliteiten: Sydney de Aziaten, Melbourne b.v. veel Europeanen (Joegoslaven, Polen, Grieken, Italianen), Darwin heeft veel Indonesiërs. Dat merk je dan weer als je in die steden rondloopt, b.v. aan de restaurants.
Als we ’s avonds laat aankomen in Sydney, wandelen we meteen Chinatown in (twee blokken van ons hotel verwijderd). We eten wat op een terras, maar het is toch wat kil, en we vertrekken op tijd naar ons hotel. De volgende ochtend maken we een stadstour. Hoewel Sydney prima zelf te doen valt, zowel lopend als qua openbaar vervoer, is zo’n rondrit toch wel handig. We doen na de Harbour Bridge en het Opera House de buitenwijken in Sydney Noord aan. Opvallend dat bijna iedereen in een bungalowtje woont, de een groter dan de ander, altijd maar 1 verdieping en altijd ook met een tuintje of wat groen eromheen. Dat maakt dat de steden niet dichtbebouwd ogen, en dat zijn ze ook niet. Wat ruimte betreft heeft men hier niet de beperkingen van Nederland. De grote steden, maar ook de kleinere plaatsen zijn hierdoor vrij uitgestrekt. Een auto is hier geen overbodige luxe, fietsers zie je nauwelijks, alleen de tourfietsers. We rijden b.v. 40 km door Sydney om de stad uit te komen, als we naar de Blue Mountains gaan. Er zijn uiteraard wel wijken waar wat meer armoede heerst, maar eerlijk gezegd zie je dat aan de buitenkant niet zo. Alles oogt ruim en daardoor (misschien niet altijd terecht) welvarend. In feite ziet het er soms wat Amerikaans uit, maar toch met een eigen Australisch stempel.
In Sydney Noord zijn de huizen het duurste van Australië. Bedragen van 400.000 euro voor een simpel (maar wel vrijstaand) meestal ouder huis zijn heel gewoon.
We rijden naar Manly, een van de noordelijkste buitenwijken met een prachtig strand. Het is nog rustig, het zomerseizoen zal weldra beginnen.
Terug in het centrum wandelen we door de botanische tuinen naar het Opera House/de haven en van daaruit verder de stad in. Eerst naar The Rocks, waar de stad is ontstaan. Hier bouwden de officieren, toen Engeland hier 200 jaar geleden een strafkolonie realiseerde, hun eerste huizen, naast het gevangenkamp dat op de plaats lag waar nu het echte centrum van Sydney is. Beetje yuppengedoe: vroeger was dit de ruigste wijk van Sydney, tegenwoordig is het helemaal opgeknapt en er zijn dure winkels. Naar ons hotel is het een lange weg dwars door het centrum, die we op ons gemak nemen. Mooie winkelcentra, soms oude winkelgalerijen uit het Victoriaanse tijdperk. De weinige oude gebouwen die Sydney heeft (het is immers een relatief “jonge“ stad) zijn fraai en worden gekoesterd.
’s Avonds maken we een boottocht door de haven. Leuk, maar niet spectaculair. De stad is verlicht, maar dat levert niet het fraaie plaatje op dat je zou verwachten. Het Opera House is wel mooi verlicht. We varen nog langs een plek, waar op dat moment een feestje gehouden worden voor Prins Willem Alexander en Maxima. Die ochtend hebben we op diezelfde plek gestaan, waar de voorbereidingen toen al in volle gang waren.
De volgende dagen doen we op eigen gelegenheid. We drinken eerst een cappuccino op een terras aan Pitt Street en wandelen die straat af. Ons eerste doel is de Sydney Tower. Het is helder weer en we besluiten de toren op te gaan. Boven worden we getrakteerd op een magnifiek 360 graden uitzicht over Sydney en wijde omgeving, dat goed laat zien hoe zeer Sydney is omgeven door water en prachtige baaien. Adembenemend. Dan wandelen we via de vele winkelcentra (malls) in Market Street naar Darling Harbour. Deze havenbuurt was ooit vervallen, maar nu is deze binnenhaven prachtig opgeknapt. Veel terrassen, nautische bedrijvigheid en ook attracties. ’s Avonds barsten de cafés’s uit hun voegen van de gezelligheid.
We bezoeken in Darling Harbour het Sea Aquarium, waar goed te zien is welk onderzees leven in Australië voorkomt: dat is ongelooflijk veel, prachtige tropische vissen, haaien, roggen, zeehonden, zeeslangen en ga zo maar door. Na in een Japans restaurant te hebben gegeten, wandelen we door de zaterdagse koopdrukte naar ons hotel. Tip: neem eens de lightrail die in een cirkel door het zuidelijk deel van het centrum gaat. Wij vonden het een bijzonder leuke rit, enkele meters boven de straten van de stad met overal tussenstations waar je kunt in- en uitstappen.
Het is kouder dan gisteren. De temperaturen in Sydney, eigenlijk in heel Zuid-Australie kunnen enorm schommelen, zeker nu het voorjaar is. De ene dag 30 graden, de volgende dag 15, en dan ineens weer tegen de 30!
Blue Mountains
Schitterend zonnig weer vandaag en dus uitermate geschikt voor de Blue Mountains. Je hebt vanwege de prachtige vergezichten echt wel helder weer nodig en dat hebben we vandaag! Na 40 kilometer hebben we de laatste buitenwijken van Sydney achter ons gelaten en bezoeken we Featherdale, een klein door vrijwilligers gerund wildlife park, eigenlijk niets anders dan een dierentuin, met dat verschil dat veel dieren “vrij” rondlopen. We zullen deze parken overal in Australië tegenkomen. Het park wil een goed beeld geven van alle in Australië voorkomende dieren, waarvan er vele apart en uniek zijn, omdat ze alleen hier voorkomen.
Door naar Katoomba, het startpunt voor het bezoek aan de Blue Mountains. Een fraai dorp, typisch Australisch: groene brede lanen met tussen het vele groen bungalows en kleine landhuizen. Ordelijk en vreedzaam, haast idyllisch. In Katoomba de bus uit. Een fraai uitzichtpunt: prachtige vergezichten over het berglandschap, dat er volgens ons nog niet echt blauw uitziet, maar die blauwe waas schijnt er wel degelijk te zijn (als het weer nog warmer wordt). Op de voorgrond de Three Sisters, drie losstaande grillig gevormde langwerpige kalksteenrotsen, die uit het dal omhoog rijzen. Zoals overal in Australië bij bekende plaatsen, ben je nooit alleen.
Drommen toeristen om je heen, maar het deert niet: het genieten is toch altijd een persoonlijke ervaring! Je doet hier een standaard-tourtje: eerst met een kabelbaan naar de overkant van de vallei (in de bomen onder ons zien we overal kaketoes!!). Vervolgens met een treintje een spectaculaire, zeer steile afdaling door wat eens een mijnschacht naar beneden was. Het heet de steilste afdaling met een trein ter wereld te zijn (52 graden helling!). De trein raast door de nauwe schacht voor ons gevoel met een noodvaart loodrecht naar beneden! Heel bijzonder. Vervolgens kun je een wandeling door het gematigd regenwoud maken. Veel te kort. Je kunt hier (de Blue Mountains beslaan een oppervlakte ter grootte van Nederland) dagenlang wandelen, maar daar is helaas de tijd niet voor. Tenslotte maak je met een kabeltrein de oversteek over het ravijn weer terug. De Australiërs zijn trots op dit stuk natuur en vergelijken het met de Grand Canyon. Dat lijkt ons overdreven, maar het is hier onmiskenbaar fraai. Dit is iets dat je zeker niet moet overslaan.
Behalve trots op hun land, zijn de Australiërs erg vriendelijk, beleefd en meestal behulpzaam. Ze zijn wat praatziek: ze praten graag en veel, en horen ook graag jouw mening. Daarnaast is de sociale controle nog redelijk groot. Er zijn veel ge- en verboden, normale dingen overigens, en men zal je er ongetwijfeld op aanspreken als je die overtreedt. We hebben weinig vernielingen en graffiti gezien. De straten zijn schoon en nergens zie je rommel.
Melbourne
En dan zit je na een korte vlucht van 1,5 uur ineens 900 kilometer verder. Op de landkaart lijkt Melbourne zo ongeveer naast Sydney te liggen, maar het is toch de afstand Amsterdam– Zuid Frankrijk. Meteen na aankomst maken we een uitgebreide rondrit door Melbourne. De stad lijkt op Sydney, ook weer een centrum dat loodrecht omhoog rijst. Maar schijnt bedriegt: er zijn in Melbourne meer oude fraaie gebouwen en feitelijk doet de stad een beetje Europees aan. Eerlijk gezegd vinden wij Melbourne zeker zo mooi als Sydney. Op de zuidoever van de Yarra-rivier, die dwars door de stad stroomt, heb je bijzonder fraaie parken en een prachtig uitzicht op die wolkenkrabbers in de verte, in het centrum. Melbourne is onmiskenbaar groen, de stad komt op ons wat statiger, chiquer over, wat meer allure. ’s Avonds eten we Italiaans in de Italiaanse wijk: niet bijzonder maar wel lekker. Opvallend is dat ook hier de sfeer ’s avonds bijzonder relaxed en prettig is, nergens krijg je een onveilig gevoel.
Er heerst al heel lang een grote droogte. Ook en vooral, zo lijkt het, hier in Melbourne. Het gras is geel en verdord, de bomen zijn echter opvallend groen! De droogte begint zo langzamerhand een groot probleem te worden. Elders in Australië zien we zwartgeblakerde bossen en verdord land. In Melbourne is het probleem ook al goed zichtbaar. Opvallend veel palmbomen in Melbourne, terwijl het hier ’s winters best koud kan zijn (zomers kan het ook hier in het Zuiden met gemak 40 graden worden).
Great Ocean Road, Twelve Apostles
De volgende dag rijden we de route Melbourne-Adelaide. Aanvankelijk is het landschap niet spectaculair, maar eenmaal bij de kust aangekomen verandert dat langzaam. Bij Torquay begint de Great Ocean Road, een weg die zich slingerend, stijgend en dalend langs de rotsige kust beweegt, de rotsen lopen hier vrijwel loodrecht af in zee. De Twelve Apostles zijn adembenemend: fraaie alleenstaande steile rotsen die uit zee oprijzen. Het licht is heel bijzonder.
Wat zien we nog meer? Veel. Dolfijnen in de zee, koala’s langs de kant van weg in een boom, wallabies. In een krater van een uitgedoofde vulkaan (een soort mini Ngorongoro-krater) die ongelooflijk groen is zien we overal wallabies, kangaroes, emoes. In Otway Park (Maits Rest) maken we een fraaie wandeling door heel bijzonder regenwoud, met oeroude enorme bomen en reuzevarens. Papegaaien en kaketoes, koala’s. De route door soms heuvelachtig, dan weer weids landschap (wat een “leegte”!) is heel fraai.
We overnachten halverwege in Warrnambool, een slaperig stadje, ruim opgezet. Dankt zijn bekendheid aan de vele walvissen die hier van mei t/m september de kust gebruiken als kraamkamer. Ze komen vlakbij de kust en heel Warrnambool loopt dan uit en krijgt gezelschap van drommen toeristen.
De volgende ochtend een tegenvaller. Lione is de hele nacht ziek geweest (in onze hotelkamer was het ijs- en ijskoud!) en wordt steeds beroerder. En dat met een busrit van nog eens 500 km. voor de boeg. Als we de bus instappen blijkt dat de halve groep zich niet in orde voelt. We bereiken Mount Gambier, een typisch plattelandsstadje, weer die ruime lanen met vrijstaande huizen en huisjes. Een hoofdstaat met alle winkels. Hier een uur pauze, maar zittend op het terras in het zonnetje wordt Lione steeds zieker.
Even buiten de stad een opzienbarend en spectaculair natuurverschijnsel: the Blue Lake. Een meer dat is ontstaan in de krater van de uitgedoofde vulkaan Mount Gambier. Het water in dit meer verandert in de loop van het jaar van asgrauw naar hemels blauw. Het is nu in november al zo onwerkelijk blauw (het wordt nog blauwer), dat het onnatuurlijk aan doet. Dit kan niet echt zijn, maar het is het toch! Het lijkt wel of de dorpelingen er collectief grote bussen Gammaverf met de meest helderblauwe kleur in hebben gegooid. Het is bijna verblindend, zo fantastisch blauw is het water. Zoiets heb ik nog nooit eerder gezien.
De rit gaat verder. De helft van de groep mensen waarmee wij reizen staat inmiddels te wankelen op zijn benen en als bij de ingang van een grot, die we gaan bezoeken, een van de groepsleden flauwvalt (ze komt erg hard met haar hoofd terecht op de stenen), wordt het duidelijk dat er iets moet gebeuren. Terwijl de groep achterblijft, gaan we met zo’n 7 van de ziekste mensen (waaronder Lione dus) naar een ziekenhuis, 25 kilometer verder. Het personeel neemt ons uiterst serieus, is behulpzaam en vriendelijk. De flauwgevallen vrouw gaat aan het infuus, Lione krijgt een injectie die haar er snel bovenop moet helpen. Het heeft snel effect en langzaam knappen de zieken weer op. Dit ziekenhuis rekent ons niets voor de geleverde inspanningen!! De rit naar Adelaide is vervolgens nog erg lang en door de vertraging opgelopen in het ziekenhuis, komen we ’s avonds erg laat in een regenachtig Adelaide aan.
Adelaide
Adelaide, je kunt het een grote plattelandsstad noemen, hoewel er toch nog ruim 1 miljoen mensen wonen. Uitgestrekt. Fraai gelegen omringd door heuvels aan de ene kant en de zee aan de andere kant. Ook hier weer een ruim opgezet centrum (dat goed te belopen is) met opmerkelijk veel fraaie oude monumentale gebouwen. Rundle Street is de bekendste winkelstraat, een voetgangersgebied met in de zijstraten veel malls. Het beeld hier verschilt niet eens zo veel van de gemiddelde Nederlandse hoofd-winkelstraat. ’s Avonds is het koopavond en het komt ons allemaal bekend voor: veel drukte, gezelligheid, groepjes opgeschoten jongeren die rondhangen, families die winkelen. Sommige dingen zijn overal ter wereld hetzelfde. Het enige dat echt opvalt, is dat iedereen (ondanks het relatief koele weer, 22 graden) in korte broek en luchtige kleding loopt, terwijl de kerstverlichting al in volle glorie aanwezig is!
Veel parken in en rond het centrum.
Adelaide is ook een echte cultuurstad. Een bijzonder fenomeen is ook (je komt het in alle steden trouwens tegen) de food plaza’s. Vierkante pleinen met aan alle zijden kleine toko’s waar je voedsel uit de hele wereld kunt krijgen. Je bestelt, betaalt (het is erg goedkoop en lekker!) en je zoekt een tafeltje in het midden van het plein uit. Eten uit India, Korea, Mongolië, Vietnam, Mexico, je kunt het zo gek niet bedenken of het is er.
Na deze verkenning van het centrum op de eerste dag, besluiten we de tweede dag om er zelf op uit te gaan. Volgens het programma staat de Barossa Valley op het menu, maar dit wijngebied even buiten Adelaide kan ons wat minder bekoren. Wij vertrekken ’s morgens om half 7 met de taxi naar Glenelg, het Scheveningen van Adelaide. Zomers, als het ook in Adelaide ruim 35 graden is, zit het hier bomvol. Zwemmen kan echter niet, vanwege de haaien. Zoals overal in Australië heeft men dit opgelost door of een strandbad aan te leggen of een stuk zee met netten af te zetten.
In Glenelg stappen we op de boot voor een dolfijnentocht. Het idee is om achter de boot te gaan zwemmen (aan een touw) en dan, als er dolfijnen worden gespot naar beneden in het water te kijken om ze onder je langs te zien zwemmen. Door de wilde en vrij koude zee lukt dat niet echt. Als we besluiten om dan maar niet meer terug de zee in te gaan en op het dek te blijven, zien we opeens scholen dolfijnen langs zwemmen tot heel dichtbij de boot. Een erg leuke belevenis.
Na een lunch in het gezellige stadje Glenelg gaan we met de tram terug naar downtown Adelaide. We nemen daar een taxi naar Cleland Wildlife Park, 20 km buiten de stad, op de top van Mount Lofty, van waaruit je een prachtig uitzicht over de stad hebt. Ook hier weer veel inheemse dieren “ in het wild “. Ze lopen vrij rond in het (vrij uitgestrekte) park, maar er staat wel een hek omheen. De kangaroes en wallabies laten zich gemakkelijk aaien en ook andere dieren (pas op voor de emoe!) laten zich benaderen. De vele vogels, die hier allemaal voorkomen, zoals de pelikanen, wilde ganzen en papegaaien vinden we een belevenis! Terug met de bus (1x overstappen) naar de stad. In ons hotel doen we de was, goede service, kost bijna niets. We strijken op onze kamer, je kunt dit overal in het land op je kamer doen. Het weer begint nu echt op te knappen en vanaf nu zullen we in Australië alleen nog maar hitte, hitte en nog eens hitte meemaken. (tijdens ons verblijf: Sydney 18-24 gr, Melbourne 17, Adelaide 20-22, soms bewolkt, en vrij winderig).
Hoewel we van plan waren om Kangaroo Island te bezoeken, is het er niet van gekomen. Het blijkt slecht te doen op 1 dag, vanwege de grote reisafstand en de grote afstanden op het eiland zelf. Mocht je dit willen doen, dan moet je er echt 2 dagen voor uittrekken. Dat is wel wat duurder, maar dan zul je in elk geval de tijd hebben om nog iets te zien.
Het rode hart van Australie
We laten de steden en het zuiden achter ons en gaan vanaf nu alleen nog maar de natuur en de warmte in. We vliegen al vroeg naar Alice Springs, een korte vlucht van 1 uur en 45 minuten. De hitte slaat je hier tegemoet. Alice Springs ligt in het hart van Australië, omringd door vele honderden kilometers woestijn in alle richtingen. Buiten de stad is er bijna niets; heel soms een roadhouse of camping. De spaarzame roadhouses en veeboerderijen zijn plekken om bij te komen voor de vermoeide oververhitte automobilist, en nodig ook om zaken van levensbelang, zoals voedsel, drinken en benzine in te slaan. We vinden er een typische vrijbuitersfeer hangen: een beetje zoals in de westernfilms. Mannen met lang haar en baarden, grote hoeden en tattoo’s, die je vriendelijk helpen aan wat je op dat moment nodig hebt.
Het land is zo uitgestrekt, dor, leeg en verlaten, en vooral heet. Het is bijna onvoorstelbaar dat hier überhaupt mensen kunnen en willen wonen. Dat geldt ook voor Alice Springs, een stadje van 27.000 inwoners, dat in de woestijn tussen het rode zand en de rotsen uitgestrooid lijkt te zijn. Stel je voor: je woont in een klein Amsterdam en de eerstvolgende stad (je buren!) ligt in Portugal of Wit-Rusland. Toch is dit hier zo. Het land is hier zo onmetelijk leeg, ruig en heet (het doet onaards aan, je zou je op de maan kunnen wanen). Wat zoekt men hier en waar leeft men van? Valt hier wel te leven? Binnen de stad Alice Springs zeker, je kunt het als een oase (van welvaart) beschouwen.
Voor een deel leeft men hier zeker van het toerisme, want Alice is de uitvalbasis voor misschien wel de bekendste attractie van Australië: de Uluru, de grote monoliet die machtig uit het dorre lege land oprijst en die zo prachtig verkleurt in een paar minuten, bij zonsopkomst en zonsondergang. Op een korte afstand (30 kilometer) van de Uluru liggen dan nog de Olga’s, die wonderlijke rotsverzameling met grillige vormen, en wat verderop (150 kilometer) Kings Canyon, die schitterende kloof.
In Alice bezoeken we eerst de Royal Flying Doctors en de School of the Air. Dankzij deze school krijgen de leerlingen in dit deel van het land, die vaak honderden kilometers van Alice wonen, les via de radio en tegenwoordig ook via internet. Ze zien elkaar en de leraar zelden, daarvoor wonen ze te geïsoleerd. Er is een leerling die 1300 kilometer van zijn school woont! Eens per 4 maanden komen ze dan naar Alice om een paar dagen bij elkaar te zijn.
In de namiddag komen we in ons hotel en verkennen de stad. Ook hier is het gras geel en verdord. De rivier staat volkomen droog. Het is zaterdagmiddag 4 uur en het is doodstil op straat. De winkels in het centrum zijn al gesloten en de hitte zindert door de stad. We eten lekker bij een Italiaan en doen wat boodschappen. Drank kun je hier niet zo maar overal krijgen, er zijn speciale drankwinkels. De drankwinkel in Alice is alleen van 16-20 uur open. Dit om te voorkomen dat de Aboriginals die overal door de stad zwerven al ’s morgens vroeg over drank kunnen beschikken en dus vroeg op de dag al dronken zijn (dat ze vanaf de namiddag dronken zijn beschouwt men hier al een gegeven: het alcoholisme onder de Aboriginals is hier een groot probleem.
Hoewel alle landkaarten de indruk wekken dat de Uluru en de Olga’s vlakbij de stad Alice Springs liggen, is dit in werkelijkheid niet zo. Het vergt een rit van 475 kilometer om bij beide attracties te komen, voor Australische begrippen liggen ze dus inderdaad zo ongeveer “naast de deur".
Uluru
Uluru is een toeristische attractie van formaat. Heb niet de illusie dat je er alleen bent. Vooral bij zonsondergang en zonsopkomst, als de rots in luttele minuten prachtig verkleurt, drommen zich hele hordes (vooral Aziatische) toeristen bij de rots samen. Toch is dit niet hinderlijk. Iedereen is tijdens die paar minuten doodstil en het is een vreemde ervaring hoe het zo stil kan zijn, terwijl er duizenden mensen om je heen staan. De ervaring is dan ook wonderlijk en heeft bijna iets mystieks. De rots zelf, die drie kilometer lang, twee kilometer breed en ruim 300 meter hoog is (wat een enorme monoliet!) is heilig voor de Aboriginals. Het getuigt dan ook van weinig respect om die rots te beklimmen, maar toch gebeurt het. Boven de 38 graden en bij veel wind is de rots overigens voor beklimming afgesloten, en het is niet geheel ongevaarlijk: er zijn in de loop van de tijd tientallen toeristen omgekomen door uitdroging of omdat ze simpelweg naar beneden zijn gevallen.
We maken verschillende wandelingen aan de voet van de rots, en opvallend is dat het veel groener is dan je zou denken. Het beeld van Uluru is dat van een rode rots in een rood dor en leeg landschap, maar het is dus aan de voet van die rots veel groener dan het lijkt. Dat geldt ook voor de prachtige Kings Canyon, die we een dag later bezoeken.
We slapen in Yulara, een tentenkamp op 20 kilometer van Uluru. Dichterbij mag er niets staan of gebouwd worden, gelukkig maar. Onze gids voor deze drie dagen Outback, Deborah, die oorspronkelijk uit Italië komt, maar haar hart heeft verpand aan de Outback, verdient onze bewondering en respect. Zij rijdt, organiseert, kookt, ze doet eigenlijk alles en komt maar aan een paar uur slapen per nacht toe. Een pittige vrouw, die er alles aan doet om het ons zo gerieflijk mogelijk te maken. Uiteraard koken we met haar mee en helpen we op te ruimen. De tenten zijn warm en ’s nachts pikkedonker! Als iedereen al slaapt, zitten wij in het aardedonker nog voor onze tent met een borrel. We zien de heldere sterrenhemel boven ons. Het is stil en we genieten. We vinden het erg bijzonder hier te zijn en ik bedenk me, dat we nu in het hart van dat grote eiland onder aan de wereldbol zitten, waar ik vroeger over fantaseerde of ik er ooit in mijn even nog eens zou komen......
We staan steeds om vier uur op. Dat moet ook wel in de Outback. Een wandeling maken tijdens de heetste uren van de dag is niet echt aan te raden. Overal staan waarschuwingen in verband met het bijzonder extreme klimaat dat hier heerst. De vele waarschuwingen voor uitdroging moeten niet licht opgevat worden: iedere tien minuten een paar slokken water, drink 1-3 flessen per uur en blijf er mee doorgaan. Als je mond en keel dorstig en droog gaan aanvoelen, is het eigenlijk al te laat: uitdroging. Uitdroging moet niet onderschat worden, het is niet zo maar een droge keel. Als je het signaal van een droog aanvoelende mond negeert, is de kans groot dat je weldra flauw valt (dat kan zo maar van de ene op de andere seconde gebeuren) en je kunt er uiteindelijk (sneller dan je denkt) aan sterven. We besluiten dus maar trouw onze flessen steeds te vullen en te blijven drinken. Je doet het eigenlijk vanzelf. Ook onze speciaal aangeschafte hoeden met muskietennet bewijzen hun waarde. De vele vliegen hier blijven onvermoeibaar in hun pogingen om in je oren, mond en neus binnen te dringen.
Ook de vele waarschuwingen voor gevaarlijke wilde dieren die we in het Noorden zullen tegenkomen moeten uiterst serieus genomen worden, maar daarover later meer.
Het letterlijke hoogtepunt voor ons is een helikoptervlucht van een half uur over Uluru en de Olga’s. Een geweldige ervaring, die we iedereen kunnen aanraden. Het is fantastisch om die enorme Uluru nu als een soort grote kiezelsteen valk onder je te zien. Daarnaast de uitgestrekte rode vlakte, zo ver als het oog reikt, en de Olga’s. We genieten enorm en als we weer geland zijn willen we eigenlijk meteen weer terug omhoog.
Op dag drie van deze Outback-ervaring staan we alweer om 4 uur op. We wandelen door de Kings Canyon. De rust is overweldigend, we genieten bijzonder, de bussen met toeristen komen pas na ons. Het is hier paradijselijk, heel mooi. Om half 7 zijn we met onze wandeling klaar. De thermometer wijst op dat moment al 33,5 graden aan!
Terug naar Alice Springs, weer 500 kilometer. Het is onbarmhartig warm. We stoppen geregeld en ook nu weer ervaar ik de roadstations als oases, waar men kan opknappen. Er staan picknicktafels en je kunt zelfs de barbecue gebruiken. We lunchen en rijden verder naar Alice. Veel dieren zie je hier niet, en als je ze ziet dan liggen ze meestal dood langs de kant van de weg: dingo’s, kamelen, kangaroes. Ik blijf me verbazen over wat de mensen die hier nog wonen, en hier een cattle station of roadhouse runnen, hier naar toetrekt. Hoe valt hier te wonen? Het moet een hard leven zijn, maar ook een van ongebondenheid, vrijheid en ruimte. Om 4 uur ’s middags terug in Alice, terug in de “ beschaving”. Opknappen, heerlijk eten (kangaroebiefstuk, erg lekker), ’s avonds in de zwoele avond op ons terrasje. Veel indrukken die moeten worden verwerkt. We voelen ons bijzonder dat we hier mogen zijn.Onze helikoptervlucht boven de Uluru en Olga’s heb ik een hoogtepunt genoemd, maar de dagen in Kakadu bij Darwin zullen me het meest bijblijven als een ultieme natuurervaring, een heel bijzonder landschap, dat volgens mij uniek in de wereld moet zijn. Wat mij echter nog jaren zal heugen is de ongelooflijke hitte. We zijn van onze reizen wel iets gewend, maar deze hitte hier in Noord-Australie is met geen pen te beschrijven.
Het tropische Noorden
We maken een vroeg korte vlucht naar Darwin. Hier is de sfeer weer heel anders, onmiskenbaar tropisch: uitbundig groen, klam en heet. Darwin is niet groot en ook niet bijzonder. Een ordelijke, nette tropenstad. De botanische tuinen zijn een aanrader, en het centrum is klein, de sfeer op straat gezellig. We eten wat op een terras, en gaan vroeg slapen. De volgende ochtend weer om half 6 op voor het Kakadu-avontuur.
Kakadu is eigenlijk onvergelijkbaar met wat dan ook. De ene helft van het jaar is droog en in december begint de wet season, het natte seizoen, dat tot mei duurt. En dat is niet zo maar nat! Wij kwamen overal in Darwin al de waarschuwingen voor het natte seizoen tegen (wat te doen om goed voorbereid te zijn op de aanstaande zondvloed, “get set for the wet!”). Van december tot maart woeden bijna onophoudelijk zware onweersstormen, wervelwinden en komt de regen overvloedig naar beneden. Dat heeft tot gevolg dat het land, tot ver landinwaarts, uiteindelijk overstroomt. Ineens komt het dierenleven weer tot volle ontwikkeling. Krokodillen zwemmen honderden kilometers het land in, overal zie je weer vissen en reptielen verschijnen, wegen overstromen, de dierlijke rijkdom is dan overweldigend.</s